Читайте только на ЛитРес

Книгу нельзя скачать файлом, но можно читать в нашем приложении или онлайн на сайте.

Читать книгу: «Beknopte Geschiedenis van Friesland in Hoofdtrekken», страница 29

Шрифт:

43. De val der Republiek en vernietiging van ons Volksbestaan

Nog waren er geene drie jaren verloopen, of er bestond reeds behoefte aan eene nieuwe Grondwet, welke verbeterde Staatsregeling in 1801 door het volk werd aangenomen. Deze kenmerkte zich door meerdere toenadering tot het oude, doordien de omvang der vroegere provinciën hersteld werd en ook Friesland zijn Naam herkreeg, met een Departementaal Bestuur van elf leden; terwijl het Algemeen Bestuur was zamengesteld uit een Staatsbewind van 12 en een Wetgevend Ligchaam van 35 leden. Hierop volgde weldra eene nieuwe regeling van de Gemeentebesturen, aan wier leden het Huishoudelijk beheer, gelijk de Policie en Justitie aan Drosten en Geregten, alsmede aan Dorpregters was opgedragen. Daartoe werd Friesland verdeeld in 14 Drost-ambten. Bij de benoeming van vele nieuwe personen tot regeringsleden was het een aangenaam verschijnsel, eene meerdere toenadering en verzoening tusschen de vroegere partijen te bespeuren; terwijl de gematigdheid van het Staatsbewind bereid was, de vroegere scheuringen zoo veel mogelijk te heelen tot eendragtige zamenwerking aan het algemeen belang.

Want groot waren bij voortduring de bezwaren, welke op den Staat drukten, ook buiten den geldnood, waarin men door dikwijls herhaalde heffingen op de bezittingen en inkomsten, door leeningen en buitengewone belastingen trachtte te voorzien, totdat deze in 1805 door een stelsel van algemeene belastingen op allerlei voorwerpen werden vervangen. De bezorgdheid van het Staatsbewind was in 1803 zelfs zóó groot, dat het klaagde »over de gezonken welvaart, het steeds dieper verval van onze nationale zeden en de toenemende onverschilligheid omtrent God en Godsdienstige zaken, zoodat er redenen bestonden, om nieuwe en onherstelbare rampen te vreezen”370.

Intusschen was de invloed van Frankrijk en onze afhankelijkheid van napoléon, die zich in 1804 tot Keizer had verheven, grooter geworden. Eene gewijzigde Staatsregeling voor het Bataafsche Gemeenebest was daarvan in 1805 het gevolg. De edele staatsman rutger jan schimmelpenninck werd als Raadpensionaris met een Wetgevend Ligchaam geplaatst aan het hoofd van het bewind, dat de belangen der Departementen en Gemeenten door nieuwe verordeningen (ook op het onderwijs) zocht te bevorderen. Friesland werd nu ten aanzien van de Justitie en Politie verdeeld in 15 Drost-ambten, welker bestuur uit een Drost, Mederegters en Schepenen bestond. Dat bewind, hetwelk den zorgvollen toestand des lands zoo veel mogelijk trachtte te lenigen, was echter alleen de overgang tot eene Monarchale regering. Napoléon’s wil schiep het Koningrijk Holland, en plaatste zijnen broeder lodewijk op den troon (5 Junij 1806). Op nieuw onderging de constitutie eene wijziging, en werden den Koning vier Ministers met eén Wetgevend Ligchaam van 38 leden toegevoegd, voor zooverre er voor dezen nog een schijn van gezag was overgebleven na het vallen van de eenmaal zoo grootsche republiek. Ten gevolge daarvan werd Friesland in den volgenden jare (vermeerderd met de eilanden Vlieland en Terschelling) gesteld onder het bestuur van een Land-Drost met zijne zes Assessoren, benevens drie Kwartier-Drosten; terwijl de Steden van den eersten rang, boven de 5,000 zielen, onder het bestuur kwamen van een Burgemeester, vier Wethouders en eene Vroedschap, benevens eene Schepensbank als nedergeregt. Ten platten lande werd een Baljuw aan het hoofd van het bestuur van ieder der 30 Districten gesteld371.

De welwillendheid, waarmede de goedhartige Koning lodewijk de belangen van ons vernederd vaderland tegenover de aanmatigingen van zijnen heerschzuchtigen broeder voorstond, verzachtte aanmerkelijk het misnoegen des volks over dit opgedrongen gezag. Door de ijverige zorgen van den Land-Drost regnerus livius van andringa de kempenaer en zijne Assessoren mogt Friesland gedurende de vier jaren van het koningschap vele voorregten smaken. In vergelijking toch van Holland, dat door het stilstaan van den handel kwijnde en van andere provinciën, die door watervloeden en oorlogsrampen geteisterd werden, had ons gewest aan de toenemende ontwikkeling van den landbouw en de veeteelt zelfs eene mate van voorspoed en bloei te danken, welke eenigzins opwoog tegen de immer stijgende schulden, lasten en bezwaren. Doch napoléon’s zucht om te veroveren en te heerschen, bij voortdurende teleurstelling in zijn wensch om Engeland meester te worden, maakte hem vermetel, bitter en onregtvaardig, vooral jegens zijnen broeder en ons vaderland. De Keizer dwong hem, afstand te doen van den troon (1 Julij 1810), en weldra volgden nu de besluiten, dat Holland met het Keizerrijk werd vereenigd, dat het Fransche stelsel van regering, wetgeving, belastingen en conscriptie op ons land werd toegepast, en dat de renten der schuld slechts voor een derde zouden worden voldaan. Het grondgebied werd daarbij verdeeld in zeven Departementen, ieder bestuurd door een Prefekt en Onder-Prefekten met een Raad van Prefekture. Alléén Friesland bleef daarvan zijn alouden Naam behouden, en ontving eene verdeeling in drie Arrondissementen met drie Regtbanken, in 19 Kantons met zoovele Vrederegters en in 93 Gemeenten met Maires aan het hoofd372.

Loodzwaar drukte van toen af de ijzeren hand des dwingelands op het kwijnende vaderland, tot de diepste onderwerping aan zijne willekeur gedoemd. Nogtans had Friesland het voorregt, in den Prefekt jan gijsbert verstolk een bestuurder te vinden, wiens wijsheid en gematigdheid vele bezwaren der Fransche regering verzachtte, en die daarvoor belooning vond in de algemeene hoogachting, in stede van den haat en den vloek, welke elders op de hardvochtige en wreede handlangers des tirans rustten. Wel kwamen er onder dit en het vorige bestuur vele verbeteringen tot stand, welke wij duurzaam als heilzame vruchten der verovering zullen vereeren; doch zij konden destijds niet opwegen tegen de smartelijke verliezen, verbazende opofferingen van goed en bloed en grievende vernederingen, die de natie moest dulden en ondergaan. Het volksbestaan uitgewischt en ons land tot een wingewest van Frankrijk verlaagd – vele bronnen van volksbestaan vernietigd, door den handel aan kluisters te leggen en de havens te sluiten – het volk zonder gezag of invloed op het staatsbestuur – door den dwang van politie en censuur verstoken van de vrijheid van spreken en schrijven – door knellende belastingen, heffingen en inkwartieringen uitgezogen – de jongelingen zonder uitzondering als op de slagtbank voor de krijgsdienst geprest tot een bloedigen oorlog, waarin gansch Europa deelde, – de inkomsten van duizenden ingezetenen en gestichten tot op een derde verminderd – ’s lands taal en zeden verguisd en het hooger onderwijs, ook door de vernietiging van Frieslands beroemde Hoogeschool, ingekrompen, – ja, bezit en eigendom zelfs afhankelijk gesteld van de willekeur der Fransche gezagvoerders: – ziedaar eenige der vele bijna ondragelijke bezwaren en kwellingen, waaronder de landzaat gebukt ging.

Zóó ver moest het komen, om de Nederlanders de droeve gevolgen hunner vroegere partijschappen te doen betreuren; om hen, terwijl al het dierbaarste hen naar buiten ontviel, tot zich zelve te doen inkeeren; om hen in godsdienst en zedelijkheid de bron te doen zoeken van inwendigen vrede, van kracht en moed onder vernedering en lijden, en om hen, bij de stijgende magt en dwang des overmoedigen geweldenaars, te vervullen met haat jegens hunne onderdrukkers en met hoop, neen, met het zekerste vertrouwen op de toekomst. Immers, zulk eene algemeene verfoeide dwinglandij, zulk een misbruik van gezag kon niet duurzaam zijn. Gods Wijsheid en Liefde had onze vaderen tot zóó verre beproefd en gelouterd, toen Zijne Almagt den man des bloeds, na eene uiterste krachtinspanning, in de velden van Rusland een perk stelde en vernederde, en voor de lang verdrukte tolken den gewenschten dageraad van den dag der verlossing, des vredes en der onafhankelijkheid deed gloren. Nooit mogen de Nederlanders deze staats-omwenteling en hare oorzaken en gevolgen vergeten!373

ZESDE TIJDVAK

HET NIEUWE FRIESLAND, ONDER DE KONINKLIJKE REGERING
VAN DE HERSTELLING VAN NEDERLAND TOT OP DE NIEUWE REGELING VAN HET GEMEENTEWEZEN
Van den jare 1813 tot 1851

44. Bevrijding en Vestiging van den Nederlandschen Staat. 1813-1816

De heerschzucht van napoléon had te veel gewaagd, toen hij, na een groot deel van Europa veroverd te hebben, ook het magtige Rusland aanviel. Zoodra liep de krijgskans hem niet tegen, of de lang door hem verdrukte volken sloegen de handen met Rusland in-een, om hem te vernederen en zich zelve tot vorigen rang te herstellen. Terwijl de tijding van zijne nederlagen de Fransche ambtenaren in Nederland met schrik en schroom vervulde, zoodat zij op zelfbehoud bedacht waren, werd te ’s Gravenhage door gijsbert karel van hogendorp, (den kleinzoon van onno zwier van haren) en zijne vaderlandlievende vrienden het plan gevormd, eene omwenteling te bewerken en den Prins van Oranje, die zich in Engeland bevond, het gezag aan te bieden.

Inmiddels zond de Russische overste Baron rosen een aantal kozakken naar Friesland, die den 16 November 1813 te Leeuwarden aankwamen. Nu werd de vlugt der Franschen algemeen. Ook de Prefekt verstolk verliet deze provincie, waarna de Raad van Prefekture aan hector van sminia de waarneming van dat ambt opdroeg en zelf het gezag bleef bekleeden, in afwachting van het welslagen der vrijheidlievende oogmerken in Holland (25 Nov.). Na eene pijnlijke onzekerheid van eenige dagen, schonken eindelijk de gelukkige uitslag dier pogingen, de spoedige overkomst van den Prins van Oranje en de proclamatiën, eerst in zijn naam en daarna door hem uitgevaardigd, de zekerheid, dat de Franschen bijna geheel verdreven waren, dat het hatelijk juk der dwingelandij was afgeschud en dat de verbrokene banden tusschen Nederland en het Huis van Oranje op nieuw geknoopt waren, om de vrijheid en onafhankelijkheid des vaderlands te herstellen. Onbeschrijfelijk groot was hier, gelijk alom, de blijdschap over deze heugelijke gebeurtenis, welke op den 10 December te Leeuwarden en elders, bij ’s Prinsen uitroeping tot Souverein Vorst, met groote vreugdebedrijven- en twee dagen later in alle kerken dezer provincie godsdienstig en dankbaar werd gevierd.

Kort te voren waren namens den Prins en het Algemeen Bestuur der Vereenigde Nederlanden ennius harmen bergsma, lid van het Keizerlijk Geregtshof te ’s Gravenhage, en hector van sminia, waarnemend Prefekt, benoemd tot Commissarissen-Generaal ter organisatie van het Departement Friesland, tot bereiking van welk doel zij in ieder der drie Arrondissementen een Commissaris aanstelden. De Maires werden afgeschaft en voorloopig in de steden door Burgemeesteren en Vroedschappen en op het land door Schouten vervangen.374 Algemeen was de geestdrift, om mede te werken tot herstel van het herrezene vaderland. Aanzienlijke giften in geld, goud en zilver werden daartoe geofferd. Eene menigte personen nam dienst en trok uit, om de Franschen, die zich nog in Delfzijl, Koevorden, Gorinchem, Naarden en elders genesteld hadden, te verdrijven.

Nadat in Maart 1814 een getal van 52 der aanzienlijkste ingezetenen of Notabelen van Friesland naar Amsterdam waren genoodigd tot beoordeeling van het Ontwerp van Grondwet, werd deze aangenomen, en den 30 Maart willem frederik, Prins van Oranje, als Souverein Vorst der Vereenigde Nederlanden plegtig gehuldigd. Het voorloopig bestuur der Commissarissen-Generaal werd den 6 April opgeheven door de benoeming van Jhr. idsert æbinga van humalda tot Gouverneur van Friesland. Het besluit van den 9 Maart 1815 herstelde de aloude verdeeling van dit gewest in 30 of nu met de eilanden in 32 Grietenijen, onder het bestuur van een Grietman, Assessoren en Leden van den Raad. Het bestuur der Steden werd zamengesteld uit eenen Raad met vier of drie Burgemeesteren aan het hoofd.

Vele bepalingen van die staatsregeling voor 9 provinciën, welke nu weder bestuurd werden door Staten, die voor de wetgeving 55 leden der Staten-Generaal en voor het dagelijksch bestuur een Collegie van Gedeputeerden benoemden, ontvingen echter spoedig eene wijziging, ten gevolge onzer vereeniging met België en de nieuwe Grondwet van 1815, bij de vestiging van het Koningrijk der Nederlanden, met willem den eerste als Koning aan het hoofd.

Die uitbreiding van grondgebied, deze verheffing van onzen Staat tot een Koningrijk, bij de herleving van handel, scheepvaart en nijverheid en de herstelling van vele vroeger gesloopte betrekkingen en inrigtingen, schenen voor de welvaart en het geluk van Nederland eene schoone toekomst te doen aanbreken. Ook in Friesland werd de vroegere hoogeschool te Franeker in een Rijks-Athenæum hersteld; werden de betrekkingen tusschen het volk en zijne vroegere bestuurders vernieuwd, en ontsprongen er uit landbouw, veeteelt en handel bronnen van volksvlijt en voorspoed, welke een nieuw leven verspreidden; terwijl de ijver van het Algemeen en Provinciaal Bestuur, en niet minder van de Plaatselijke Besturen, om herstellingen en verbeteringen aan te brengen, op de ontwikkeling van alle standen en de bevordering van lang verwaarloosde belangen van gunstigen invloed was.

45. De jongste lotgevallen van Friesland. 1816-1851

De blijde vooruitzigten, welke de vestiging van een onafhankelijk volksbestaan geopend hadden, werden echter eerlang door tegenspoeden getemperd. Nadat van 1816 tot 1824 bestendige afwisseling van buitengemeen natte en drooge zomers schaarschheid en duurte en daarna sterke daling van de prijzen der voortbrengselen van den landbouw ten gevolge hadden, trof Friesland den 5 Februarij 1825 met andere gewesten eene geduchte ramp. Hevige en aanhoudende stormen deden op verscheidene plaatsen dijkbreuken ontstaan, en binnen weinige uren was tweederde gedeelte dezer bloeijende provincie overstroomd, en schenen menschen, vee en bezittingen aan de woede der golven prijsgegeven te zijn. De som der algemeene schade en verliezen, daardoor te weeg gebragt, werd op niet minder dan 3 millioen Gulden geschat. Heerlijk blonk echter toen ook, naast menig edelmoedig bedrijf tot redding en hulpbetoon, de algemeene en bijzondere weldadigheid onzer landgenooten uit, daar eene som van ruim 360,000 Gld. werd bijeengebragt, om de schade, door behoeftige personen geleden, welke op ruim 680,000 Gld. werd begroot, voor een deel te vergoeden375. In gelijke mate mogt Friesland de bewijzen der milddadigheid onzer landgenooten ontvangen, toen in den volgenden jare, 1826, dit gewest door eene heerschende ziekte en buitengewone sterfte werd geteisterd, ten gevolge waarvan ruim 20,000 nooddruftigen ondersteuning behoefden uit het fonds van onderstand, hetwelk, uit eene som van bijna 110,000 Gld. en eene menigte kleeding- en liggingsstukken bestaande, tot leniging van dien nood was bijeengebragt376.

Intusschen was de hoogbejaarde Jhr. æbinga van humalda, de edele vriend en voorstander van kunsten en wetenschappen, in November 1826 als Gouverneur dezer provincie vervangen door Jhr. jan adriaan van zuijlen van nijevelt, die eerlang aller hoogachting mogt verwerven door zijne deugden en verdiensten ten aanzien der bevordering van Frieslands belangen, bijzonder van den Waterstaat van dit gewest. De hoop, dat rustige dagen van welvaart nu de geleden rampen zouden vervangen, werd spoedig verijdeld door de gevolgen der Belgische omwenteling, welke van 1830 tot 1834 zware offers eischten. De algemeene geestdrift voor Koning en Vaderland bragt die opofferingen nogtans gaarne en getrouw, en mogten ook de duizenden, als soldaten en schutters uitgetrokkene Friesche jongelieden en mannen vele blijken geven van krijgshaftigheid, van onbezweken trouw en moed, waardoor onder het leger de Friesche naam met eere werd gehandhaafd.

Bijna bestendige welvaart begunstigde vervolgens de uitvoering van belangrijke provinciale en plaatselijke werken van algemeen nut. Sedert 1827 werden de hoofdwegen met vele zijtakken naar de voornaamste steden en dorpen bestraat of bepuind, waardoor de gemeenschap te land, vooral in den winter, evenzeer werd bevorderd als die te water door het uitdiepen en verbeteren van vele kanalen voor de scheepvaart en de afstrooming377. De kadastrale meting van deze provincie, in 1812 en op nieuw in 1825 aangevangen, had sedert 1834 eene meer regelmatige verdeeling van de Grondbelasting ten gevolge378. Het Friesch Genootschap voor Geschied-, Oudheid- en Taalkunde, in 1828 opgerigt, verzamelde de krachten van alle beoefenaars en voorstanders dezer belangrijke onderwerpen tot meerdere toelichting en openbaarmaking van de bronnen onzer historische kennis; terwijl landbouw en veeteelt, handel, fabrijkwezen en nijverheid met rustigen gang voorwaarts streefden.

In 1840, merkwaardig door de herziening van de Grondwet en de troonsopvolging van Koning willem II, overleed de algemeen betreurde Gouverneur van zuijlen van nijevelt. Van zijn opvolger maurits pico diderik Baron van sytzama, die zoo lang als volksvertegenwoordiger achting had verworven, verwachtte men nu veel goeds voor de belangen van dit gewest. En inderdaad heeft hij die, naar zijne inzigten, met den meesten ijver voorgestaan, onder afwisseling van voor- en tegenspoed: want de opheffing van het Rijks-Athenæum te Franeker (1843), het ontstaan van de longziekte onder het rundvee (1842 en 1845) en de gevolgen van den bij herhaling mislukten aardappeloogst, welke met duurte en schaarschheid van levensmiddelen en naar aanleiding daarvan, met verontrustende volksbewegingen gepaard gingen (1847), waren even smartelijke verschijnselen des tijds, als de Tentoonstelling der voorwerpen van Friesche Nijverheid en Kunst, in 1844 te Leeuwarden gehouden, en de toeneming van den uitvoer der voortbrengselen van den Frieschen landbouw en veeteelt, door de geopende stoomvaart op Engeland (1846), verblijdende waren.

Het jaar 1848 opende eene nieuwe rij van belangrijke gebeurtenissen. Dat Nederland, te midden der toenmaals, ten gevolge der Fransche omwenteling, zoo fel bewogen volken, rustig bleef, had het vooral te danken aan het kloek besluit van Koning willem II tot onbekrompene herziening van onze grondwettige instellingen. In dat zelfde jaar kwam deze tot stand, om de ontwikkeling van een nieuw staatkundig volksleven voor te bereiden. Doch de Koning, die Friesland, na het overlijden van den Baron van sytzama, Jhr. Mr jan ernst van panhuijs tot Gouverneur had geschonken (3 Nov. 1848), beleefde dit niet. Reeds den 17 Maart 1849 werd hij aan het vaderland ontrukt, en den 12 Mei opgevolgd door zijn zoon Koning willem III. ’t Was onder dezen, dat de bepalingen der Grondwet in het leven traden, ten aanzien der regtstreeksche verkiezingen van leden voor de Generale en Provinciale Staten (1849 en 50) en van de Gemeentebesturen (1851), en dat andere wettelijke bepalingen en andere personen invloed verkregen op het bestuur. Bij de invoering van de Gemeentewet, op den 5 Julij 1851, werd tevens de aloude benaming van Grietenijen voor de plattelands-besturen in Friesland vervangen door die van Gemeenten, onder het bestuur van een Burgemeester, Wethouders en leden van den Raad. (Zie Aanteek. 27.)

Met die belangrijke gebeurtenis sluit ik deze Beknopte Geschiedenis van Friesland, in Hoofdtrekken, met dankzegging aan God, die mij krachten schonk, deze taak naar vermogen te volbrengen. Het terugzigt op dit tijdvak, zoowel als op de vroegere, is voorzeker verblijdende, omdat wij, als de uitkomst van zoo velerlei wisselingen en lotgevallen, met dankbaarheid mogen opmerken, hoe alles, onder de aanbiddelijke leiding der Voorzienigheid, mogt medewerken, om de staatkundige, godsdienstige, verstandelijke en burgerlijke voorregten des volks van lieverlede te vermeerderen, ten einde zijne opvoeding en vorming, naar gelang zijner vatbaarheid, meer en meer te voltooijen. Bij het bezit van zoo vele voorregten en het genot van algemeene welvaart, die iederen burger thans vergunnen, de genoegens des levens hier ongestoord te genieten en aan de bevordering van het bijzondere en algemeene welzijn mede te werken, rust er op het volk voorzeker eene dure verpligting, om zich die onschatbare weldaden waardig te betoonen: om vrede en voorspoed niet enkel tot genot, weelde en gemak, maar met wakkerheid en inspanning duurzaam tot vermeerdering van godsdienstige en zedelijke kracht, tot uitbreiding van zijne verstandelijke vermogens en de heiliging van hart en wandel aan te wenden. Gezond verstand en goede trouw bij wakkerheid en vlijt blijve de Friezen kenmerken. Een volk, dat naar het uitwendige zoo vele voorregten bezit, als waarin wij Friezen ons mogen verheugen, past het vooral, om, met het oog op de leer der geschiedenis en met verstandige zorg voor de toekomst, zich door inwendige kracht te sterken, tegen naderend gevaar en leed niet alleen, maar ook tot bestrijding van vele maatschappelijke gebreken en tot verheffing en veredeling van ons geslacht. Indien onze gezigtskring zich evenwel enkel tot de stoffelijke voorregten van dit leven beperkt, en spijs en drank ons, even als de dieren, alleen voldoening kunnen schenken, dan hebben wij hier reeds genoeg, zoo niet te veel, ontvangen. Maar, neen! eene zucht naar toeneming in kennis, in zedelijkheid en godsdienstzin bezielt allen, die overtuigd zijn van hunne roeping, om zich hier te vormen voor déze en dáárdoor voor te bereiden tot eene bétere wereld in het leven der toekomst. Tot die vorming en voorbereiding schenkt God ons gelegenheid en kracht door de verkondiging en beleving van zijn Woord; en voorzeker zal het volksgeluk dáár het meest en het duurzaamst gevestigd zijn, waar Geloof, Liefde en Hoop, niet enkel als Leer, maar als Leven de bezielende beginselen der daden en gezindheden van het onderling verkeer der ingezetenen zijn. Door deze kracht gesterkt, zal de nog gebrekkige maatschappij meer rijpen voor hare bestemming, en zullen alle van lieverlede toegenomene staatkundige en burgerlijke voorregten, welke wij dankbaar erkennen en verstandig genieten zullen, onder den zegen en het welbehagen van den grooten Opvoeder van het menschelijk geslacht, middelen worden, om ons geluk voor tijd en toekomst te verhoogen.

370.Zie over al het vermelde de Verzameling van Placaaten, VI 168, 179, 209, 224, 311, 345.
371.Zie de Verzameling van Placaaten, VIII 1, 23, IX 483, X 193, 482 env.
372.Verzameling van Placaaten, XIV 97, 111, 137.
373.Hoe belangrijk ook, duldt mijn bestek niet, hier stil te staan bij den invloed dezer omwenteling op de hoogere belangen des volks. Ik verwijs deswege liever naar de voortreffelijke verhandeling van den Hoogleeraar kemper, over den Invloed der Staatkundige Gebeurtenissen en der Godsdienstige en Wijsgeerige begrippen, sedert ruim 25 jaren, op de ware verlichting in het godsdienstige en zedelijke bij de volken van Europa, door Teijlers stichting bekroond en in 1820 ook afzonderlijk uitgeven.
374.De Administratie van het Departement Friesland was in 1813 zamengesteld uit: een Prefekt met 4 Raden van Prefekture en een Secretaris Generaal; 3 Onder-Prefekten in de Arrondissementen, die ieder 11 Raden hadden, terwijl de Algemeene Raad van het Departement uit 16 personen bestond. In elk Arrondissement waren nog Kantons-vergaderingen, met een President aan het hoofd. De 11 Steden en 82 Gemeenten, waarin het Departement was verdeeld, werden door een Maire, een of meer Adjunct-Maires en, naar gelang harer grootte, door 30, 20 of 10 Municipale Raden bestuurd.
375.Zie over dit onderwerp het belangrijke werk van den Heer j. van leeuwen, Geschiedkundig Tafereel van den Watervloed en de Overstroomingen in Friesland, in 1825, en bijzonder Bijlage F, benevens het Rapport der Commissie voor de Noodlijdenden.
376.Volgens het Algemeen Verslag en Verantwoording van de Provinciale Commissie van Onderstand.
377.Zie de meeste dezer werken opgenoemd in mijne Geschiedkundige Beschrijving van Leeuwarden, II 278 env. Het laatste gedeelte van dat werk bevat zeer vele bijzonderheden omtrent de merkwaardige verbeteringen en aanbouwingen, welke Frieslands Hoofdstad vooral in dit tijdvak onderging.
378.Zie a. van tonderen, Beschouwing van de Kadastrale Uitkomsten in Vriesland, Leeuw. 1842, voorr. VI en bl. 17. De vermindering der hoofdsom van Friesland was slechts ƒ277,000, schoon deze ƒ400,000 had moeten zijn, welk bedrag deze provincie sedert 1806 elk jaar te veel had betaald, zonder daarvoor ooit vergoeding te hebben ontvangen.
Возрастное ограничение:
12+
Дата выхода на Литрес:
28 сентября 2017
Объем:
615 стр. 10 иллюстраций
Правообладатель:
Public Domain

С этой книгой читают