Читать книгу: «Voordat hij doodt», страница 13

Шрифт:

HOOFDSTUK DERTIG

Toen ze thuis kwam liep Mackenzie onmiddellijk naar de bank en haastte zich naar de stapels papierwerk die ze op de salontafel had achtergelaten. Het was op een bepaalde manier ironisch; ze had verwacht dat haar huis netter zou zijn nadat Zack was vertrokken, maar in plaats daarvan had haar rommel zijn puinhoop vervangen. Even vroeg ze zich af waar hij was en wat hij deed. Maar die gedachte duurde slechts enkele seconden. Het werd vervangen door de gedachte die haar naar huis had begeleid, nog steeds door haar hoofd wervelend als een verdwaalde bries over een woestijnbodem.

God staat centraal in alle dingen.

Ze bladerde door de papieren op tafel en kwam bij de twee kaarten - de kaarten van het Oude Testament of Refuge en de lokale landkaart die het gebied binnen een straal van honderd kilometer weergeeft. Ze legde ze tegen elkaar aan en keer ernaar met een blik van grote tevredenheid. Ze concentreerde zich vervolgens op de lokale kaart en staarde naar de X's die ze daar had geplaatst met zwarte stift. Met haar vinger bewoog ze over de kaart van X naar X. Ze verbond ze onderling met een lijn en zo ontstond de verwachte cirkel die de locaties maakten. Vervolgens, richtte ze haar aandacht op de binnenkant van de cirkel. Ze pakte de dichtstbijzijnde pen en trok een vage lijn uit elk van de zes "steden" zoals spaken op een wiel vanaf de randen van de cirkel.

God staat centraal in alle dingen.

De lijnen kwamen allemaal samen in het midden van de cirkel. Ze tekende een andere, veel kleinere cirkel op de plaats waar alle lijnen bij elkaar kwamen. Het omvatte een deel van de binnenstad, niet ver van waar ze Clive Traylor een paar dagen geleden hadden aangehouden. Langs de rand van deze nieuwe kleinere cirkel zag ze een kronkelige lijn die een rivier aangaf, in dit geval de Danvers Rivier, de kleine waterweg die zich een weg door een park in het centrum etste, langs de achterkant van een aantal vervallen stads- eigendommen van de binnenstad kronkelde en vervolgens uitmondde in het Saffier Meer.

Het was moeilijk te zien op de kaart, maar ze was er vrij zeker van dat haar nieuwe cirkel twee of drie verschillende straten en een klein bosje omvatte dat de westelijke binnenstad scheidde van de rand van het Saffier Meer.

Dit was het centrum van de moorden, het centrale punt dat bestond tussen de locaties van de moordenaar, de zogenaamde steden. Als deze man voelde dat hij op een bepaalde manier God was, of onder leiding van God werkte, dan dacht hij waarschijnlijk ook dat hij zich in het midden van dit alles bevond. En als God in het centrum van alle dingen was, was dit centrale punt zeer waarschijnlijk zijn huis.

Ze bleef voor een moment zitten, een vertrouwde opwinding begon in haar hart te bloeien. Ze wist dat ze een beslissing moest nemen en dat dit heel goed de afloop van haar carrière zou kunnen bepalen. Ze kon Nelson bellen en hem dit beetje informatie geven, maar ze was er vrij zeker van dat hij haar telefoontje niet zou aannemen. En zelfs als hij haar serieus nam, vreesde ze nog dat het idee op een laag pitje zou worden geplaatst.

De locatie die ze hadden ontdekt met de paal al op zijn plaats, betekende dat de moordenaar op het punt stond opnieuw te slaan. Wat als hij al een vrouw klaar had staan ​​voor zijn volgende offer? En wat als hij creatief moest denken omdat zijn andere drie moord locaties in de gaten gehouden werden?

Helemaal klaar mee, dacht ze.

Mackenzie sprong overeind en in haar haast en opwinding viel veel van het papierwerk van de tafel. Ze liep naar de slaapkamer om haar dienstpistool te pakken en terwijl ze het holster aan haar riem vastkoppelde, ging haar mobiele telefoon. Ze schrok van het plotselinge en onverwachte geluid en moest even de tijd nemen om haar zenuwen te kalmeren alvorens te antwoorden. Toen ze naar het scherm keek, zag ze dat het Ellington weer was.

“Hallo?” vroeg ze.

“ Oh wow,” zei Ellington. “Ik verwachtte niet dat je zou antwoorden. Ik wilde net een bericht achterlaten om je te laten weten dat ik het voor gezien houdt voor vandaag en de vraag of je me morgen zou kunnen bellen met nieuws over de arrestatie. Ben je er nog niet?”

“ Oh, ik ben alweer terug! Het was de moordenaar niet.”

Hij pauzeerde.

“En dat ontdekte je in minder dan een half uur?”

“Ja. Het was duidelijk. Nelson en zijn mannen, zijn, nou ja, ze zijn niet helemaal nauwkeurig te werk gegaan.”

“Te gretig om iemand te arresteren?”

“Zoiets,” zei ze terwijl ze het pistool in het holster stak.

“Gaat het?” vroeg Ellington. “Je klinkt gehaast.”

Ze wilde het hem eerst niet vertellen, ze wilde haar nieuwe theorie stilhouden. Als ze ongelijk zou blijken te hebben kon dat hele vervelende gevolgen hebben, vooral als iemand van tevoren wist wat ze van plan was. Maar aan de andere kant voelde ze dat ze zich niet vergiste; ze voelde het in haar hart, haar buik, haar botten. Maar mocht ze iets gemist hebben of tot een verkeerde conclusie was gekomen, Ellington was de meest logische persoon die ze kende om haar theorie te testen.

“White?”

“Ik heb denk ik iets gevonden," zei Mackenzie. “Over de moordenaar. Over waar hij woont.”

“Wat?” Hij klonk geschokt. “Hoe bedoel je?”

Ze vertelde hem snel over haar gesprek met Pastoor Hooks en hoe ze het middelpunt van de dingen op de landkaart had gevonden. Terwijl ze het hardop uitsprak, raakte ze er steeds meer van overtuigd dat dit het was. Dit was eindelijk de juiste weg die hen naar de moordenaar zou leiden.

Toen ze klaar was, was het even stil aan de lijn. Ze zette zich schrap en verwachtte de gebruikelijke kritiek die ze altijd ontving.

“Denk je dat ik het mis heb?” vroeg ze.

“Nee. Helemaal niet. Ik vind het geniaal.”

Ze was zelf ook verrast en voelde zich gemotiveerd.

“Wat zei Nelson?” vroeg hij.

“Ik heb het hem nog niet verteld. En dat ga ik ook niet doen.”

“Je moet,” drong hij aan.

“Nee dat doe ik niet. Hij wil me niet op de zaak. En na het gesprek van zojuist op het Bureau, betwijfel ik of hij zelfs mijn telefoontje zou beantwoorden.

“Welnu, laat me dit aan de jongens van de Rijkspolitie voorleggen."

“Te riskant”, zei ze. “Als het een doodlopend spoor blijkt te zijn, op wie komt dan de schuld? Jou? Mij? Beide scenario's zijn niet goed.”

“Dat is waar,” zei Ellington. “Maar wat als het geen doodlopend spoor is? Wat als je de moordenaar aanhoudt? Dan moet je alsnog Nelson bellen.”

“Maar dan heb ik tenminste een positief resultaat. En zolang ik die klootzak maar kan oppakken, maakt het me niet uit wat de gevolgen voor mijzelf zijn.”

“Luister,” zei hij en hij klonk gefrustreerd, "Je kunt dit niet doen. Niet alleen.”

“Ik zal wel moeten,” zei ze. “We hebben geen idee wanneer hij weer gaat moorden. Ik kan dit niet voor me houden en afwachten totdat Nelson klaar is om weer met me te praten of totdat jouw jongens besluiten dat het de moeite waard is om hierheen te komen.”

“Ik zou het idee als het mijne kunnen presenteren,” zei Ellington. “Misschien zou dat het proces aan de kant van het Bureau versnellen.”

“Daar heb ik aan gedacht,” zei Mackenzie. "Maar hoelang zou het minimaal duren voordat ze hier zijn?”

De zucht aan de andere kant van de lijn vertelde haar dat hij wist dat ze gelijk had.

“Waarschijnlijk ongeveer vijf tot zes uur,” antwoordde hij. “En dat is optimistisch.’

“Dus je begrijpt wat ik bedoel.”

“En jij ziet hoe je me in een ongemakkelijke positie brengt,” wierp hij tegen. “Zodra je naar buiten gaat en er iets met je gebeurt, dan moet ik echt iets tegen mijn supervisor zeggen. Als je gewond raakt of gedood wordt en er wordt ontdekt dat ik van je plan op de hoogte was, is dat mijn probleem.”

“Dan denk ik dat ik gewoon moet zorgen dat ik niet gewond raak of gedood wordt.”

“Verdomme, White …”

“Bedankt voor de bezorgdheid, Ellington. Maar dit moet nu worden gedaan.”

Ze beëindigde het telefoongesprek voordat hij iets anders had kunnen zeggen wat haar van mening had kunnen doen laten veranderen. Maar nu het telefoongesprek was beëindigd, vroeg ze zich af of ze misschien te roekeloos was. Ze zou alleen zijn en het was pikdonker buiten. En ze had de specifieke orders gekregen om zich niet meer met deze zaak te bemoeien. Sterker nog, ze zou zich waarschijnlijk op het terrein van een moordenaar begeven van wie ze nog maar heel weinig wisten.

Voordat ze van gedachten kon veranderen liep ze door de woonkamer en ging de voordeur uit. Het inademen van de frisse nachtlucht leek alle twijfel weg te nemen. Ze streek met haar hand langs de vorm van het pistool in haar riem,en het kalmeerde haar een beetje.

Ze verspilde geen tijd meer, stormde naar haar auto en startte de motor. Ze schoot uit haar oprit en reed naar het westen, de nacht rolde zich voor haar uit als een donker gordijn van een podium dat eindelijk zou openen.

HOOFDSTUK EEN EN DERTIG

Ze had naar hem geluisterd hoe hij de hele dag door in het huis had gerommeld. Af en toe zong hij hymnes, waarvan ze er één herkende van toen ze bij haar oma op schoot had gezeten in de kleine bank van een landelijke baptistenkerk. Ze was er vrij zeker van dat het "Hoe groot zijt gij" werd genoemd. Telkens wanneer hij het neuriede, voelde ze een nieuwe golf van misselijkheid en angst, zich beseffende wat hij haar had aangedaan, en wat hij van plan was.

Terwijl ze naar zijn zang en bewegingen had geluisterd, probeerde ze weer overeind te komen. Als ze kleding aan had gehad, was het eenvoudiger geweest. Ze was erin geslaagd om naar de verste muur te rollen, haar rug ertegen te plaatsen en zichzelf langzaam op te richten. Maar haar kuiten begonnen te verkrampen en te branden omdat haar enkels zo strak tegen elkaar vastgebonden waren. Omdat ze zoveel had gezweet, zou haar rug tegen de muur glijden en zou ze weer op haar rug op de grond terecht komen.

Met bebloede polsen als gevolg van de schaafwonden die de touwen in haar huid hadden geëtst, kroop ze nogmaals achteruit tegen de muur aan. Haar benen voelden aan als rubber en de krassen die ze op haar rug had opgelopen prikten als bijensteken. Zachtjes huilend probeerde ze het opnieuw, ze duwde zichzelf tegen de muur terwijl ze probeerde op te staan. Toen ze het punt bereikte waar haar enkels en kuiten begonnen te branden, dwong ze zichzelf de pijn te negeren en strekte haar benen..

Nu ze rechtop stond begonnen haar benen te wiebelen en viel ze bijna meteen weer om. Maar ze drukte zichzelf tegen de muur en wist haar evenwicht te bewaren.

Oké, wat nu?

Ze wist het niet. Ze was opgelucht omdat ze eindelijk weer rechtop stond. Ze bedacht dat wanneer ze de deuropening die een paar meter naar rechts was, zou kunnen bereiken, ze misschien een telefoon zou kunnen vinden en de politie zou kunnen bellen. Ze had hem de hele dag door de deur horen openen en sluiten. Ze veronderstelde dat hi steeds even naar buiten ging en terugkwam. Als ze maar een glimp kon opvangen van wat er elders in het huis aan de hand was, zou ze hier misschien levend uit kunnen komen.

Ze bewoog zich langzaam langs de muur en kwam tot vlakbij de deuropening. Ondanks het zweet op haar lichaam kreeg ze kippenvel. Ze voelde haar lichaam trillen en ze wilde huilen, terugzakken naar de vloer. Ze keek de kamer door, op zoek naar iets scherps waarmee ze de touwen om haar pols kon doorsnijden.

Maar er was niks.

Ze had zin om op te geven. Dit is teveel, dacht ze, te zwaar

Met haar rug naar de deur zocht ze naar de deurknop. Toen ze deze in haar handen had, draaide ze hem langzaam om. Met een lichte klik viel de tuimelaar van het slot terug in de deur.

Ze stapte een stukje naar achteren en liet hem langzaam openzwaaien. Ze voelde de frisse lucht naar binnen stromen en vroeg zich af of er ooit iets in haar leven zo goed had gevoeld.

Ze draaide zich langzaam om en probeerde zo stil mogelijk te bewegen. Ze zou proberen om een telefoon vinden om iemand te bellen, of een open raam. Natuurlijk, haar handen en benen waren vastgebonden, maar ze zou een val riskeren om hier weg te komen.

Maar toen ze zich volledig had omgedraaid en met haar gezicht richting de deuropening stond, zag ze hem staan.

Haar schreeuw werd afgebroken door een stoffen prop over haar mond. Hij glimlachte naar haar en stapte de kamer binnen. Hij legde een hand op haar blote schouder en streelde haar. Toen, terwijl zijn glimlach groter werd, gaf hij haar een duw. Ze viel op de vloer en kwam onhandig op haar schouder terecht. Ze schreeuwde weer maar het geluid was niets meer dan een diepe snik.

“Je zult snel genoeg vrij zijn,” vertelde hij haar.

Hij ging op zijn knieën zitten en legde opnieuw een hand op haar schouder, alsof hij haar wilde geruststellen.

“We zullen allebei vrij zijn en het zal glorieus zijn.”

Hij verliet de kamer en toen hij de deur sloot, hoorde ze een extra klik terwijl hij de deur op slot draaide. Ze huilde en had het gevoel dat ze zou stikken vanwege de prop in haar mond. En terwijl hij zich naar beneden begaf en hymnes zong, bad zij, liggend op zijn stoffige vloer, wanhopig tot dezelfde God.

*

Hij hield niet van werken onder druk. Hij hield ook niet van verandering, vooral niet wanneer de dingen zo zorgvuldig en doordacht gepland waren. Toch was hij hier, halverwege zijn werk zijn plannen aan het veranderen. Er waren nog drie steden om op te richten, nog drie offers. De ene was gestut en klaar voor de uitvoering, maar hij had nog steeds geen idee hoe hij de andere twee zou uitvoeren.

Voor nu moest hij het stap voor stap doen. Voor nu was de vierde stad het enige waar hij zich zorgen over maakte.

Hij dacht dat hij zich goed had aangepast in het licht van recente gebeurtenissen. Het was het werk van God geweest dat juist toen hij op geplande locatie van de vierde stad had gereden, hij de aanwezigheid van de politie had gezien. De mannen van de wereld hadden hem door en zouden alles doen wat ze konden om zijn werk te stoppen. Maar God, soeverein en alwetend, beschermde hem. Hij had daarna gebeden en God had hem verteld dat het het werk was dat ertoe deed, niet de locatie van het offer.

Hij had zich dienovereenkomstig aangepast. En wat hem betreft, had hij het goed gedaan.

De vrouw was bijvoorbeeld niet langer in de kamer op de bovenverdieping, de plaats waar hij haar een uur eerder had verlaten. Nu was ze in de schuur. Ze was in de foetushouding, haar armen achter haar getrokken en haar knieën opgetrokken. Haar enkels en polsen waren samengebonden, en het touw had een klein beetje speling zodat ze niet per ongeluk haar schouder uit de kom zou trekken. Ze moest ongeschonden zijn wanneer hij haar aan de paal plaatste. God zou geen offers met gebreken accepteren.

Hij bestudeerde haar even terwijl hij tegen de paal stond die hij net in de schuur had opgericht. Deze vrouw was mooi, mooier dan de anderen. Haar rijbewijs wees uit dat ze negentien jaar was en hij las dat ze oorspronkelijk uit Los Angeles kwam. Hij wist niet waarom de vrouw hierheen was gekomen, maar hij wist dat God haar op zijn pad had geplaatst. Het meisje wist het niet, maar ze moest zich vereerd voelen. Ze besefte niet dat ze al was geselecteerd nog voordat ze was geboren, om te worden geofferd voor de glorie van God.

Hij had nooit de moeite genomen om dit aan de vrouwen uit te leggen. Ze wilden toch niet luisteren.

Hij had deze volledig naakt uitgekleed. Hij had de bh en het ondergoed bij de anderen aan gelaten omdat hij geen verleiding wilde riskeren. Maar dit was zo'n perfect offer dat hij zichzelf niet kon helpen. Hij had nog nooit zulke perfecte borsten gezien, zelfs niet in films of tijdschriften.

Hij wist dat hij gestraft zou moeten worden omdat hij zo naar haar vlees keek. Hij zou zich zeker boeten voor deze zonde, waaraan hij zich vanavond vele keren schuldig aan had gemaakt.

Nadat hij de paal had opgezet, was hij naar de ijzerhandel gegaan en had hij een rol plastic gekocht. Hij had er een half uur over gedaan om de vloer van de schuur ermee te bedekken, met nietjes in plaats van spijkers, omdat deze later gemakkelijker te verwijderen waren. Het opzetten van de paal in de schuur en vervolgens het bedekken van de vloer met de vellen plastic was intensief werk, maar het was goed voor hem geweest. In zekere zin had hij nu nog dankbaarder voor het komende offer. Door hard te werken om de plaats van het offer voor te bereiden voelde hij zich waardiger.

Hij stopte en haalde diep adem en bewonderde zijn handwerk.

Het was nu bijna tijd.

Hij moest eerst bidden en dan zou hij de vrouw vastbinden. Hij zou de prop in haar mond beter moeten aanbrengen want hij had nog nooit een offer in zo'n dichtbevolkt gebied gebracht. Eén klein foutje en een buurvrouw zou haar kunnen horen schreeuwen terwijl hij de zweep naar beneden liet komen. Maar hij zou zich daar pas zorgen over gaan maken nadat ze aan de paal was vastgebonden.

Ten eerste, gebed en berouw. Hij moest bidden dat zijn steden - zijn offers - God zouden behagen en dat zijn werk een toonbeeld zou zijn van zijn glorie en liefde voor de mens.

Hij ging op zijn knieën voor de paal zitten. Voordat hij zijn ogen sloot om te bidden, keek hij weer naar de vrouw. Een gevoel van berusting leek zich over haar gezicht te verspreiden en toen hij dit zag, ging hij met een groot gevoel van vrede in gebed.

Het was bijna alsof ze wist dat er daarna een grote beloning op haar wachtte, alsof ze wist dat ze die beloning zou ontvangen en dat ze binnen het uur uit deze wereld van vuil zou worden vrijgelaten.

HOOFDSTUK TWEE EN DERTIG

Mackenzie parkeerde haar auto in de vervallen buurt aan het einde van het blok, en zoemde in op de kaart van het gebied op haar mobiele telefoon voordat ze uit haar auto stapte. Ze wist dat haar zoektocht zou bestaan ​​uit één blok huizen, met drie verschillende straten: Harrison, Colegrove en Inge.

Ze wist dat de Inge straat van haar lijstje kon worden geschrapt omdat de huizen aan deze kant van de straat leeg stonden, omdat ze enkele jaren geleden onbewoonbaar waren verklaard. Ze wist dit omdat het een populaire locatie was voor drugshandel en bende activiteiten. Ze had haar allereerste arrestatie in een drugszaak hier gemaakt en slechts een paar straten verder had ze ook voor het eerst in haar carrière haar pistool moeten trekken.

De straten van Colegrove en Harrison waren echter volledig bewoond en slaagden erin om vol te houden in dit verder zwaar verpauperde deel van de stad. Dit waren mensen met een baantje die meestal hun loon uitgaven aan drank, gokken en, als ze nog geld over hadden, de meeste avonden van de week fastfood aten.

Voordat ze uitstapte, zocht ze het nummer van Ellington op. Ze sms'te hem de straatnamen en sloot vervolgens af met: als je binnen een paar uur niets van me gehoord hebt, bel dan iemand en stuur ze hierheen.

Ze zette daarna haar telefoon op trillen en stapte de nacht in.

Mackenzie liep in een gestaag tempo door Harrison Street,en wilde op dit late uur niet al te achterdochtig lijken, hoewel een eenzame vrouw die in het donker door deze straten loopt voor gek wordt verklaart. Ze ging op zoek naar huizen met vrachtwagens of bestelwagens op het terrein en zag twee woningen die aan de beschrijving voldeden.

Bij het eerste huis stond een busje geparkeerd op de kleine oprit. Op de zijkant van het busje stond met versleten vinyl letters Loodgieterij Gebroeders Smit geschreven.

Mackenzie sloop zo snel als ze kon door de schaduwen, ging naar de zijkant van het busje en tuurde door het zijraam aan de passagierskant naar binnen. Ze kon nauwelijks achterin kijken, maar ze zag wel een hoek van een gereedschapskist. Voorin, verscholen tussen de stoelen en in het middenconsole en tussen het dashboard en de voorruit, zag ze verschillende facturen. Aan het hoofd van de facturen zag ze hetzelfde embleem dat aan de zijkant van het busje te zien was, en dit bevestigde dat de facturen van de Loodgieterij van de Gebroeders Smit toe behoorden.

Nadat ze dat huis uit haar zoektocht had geëlimineerd, begaf ze zich naar het volgende huis. Een zwarte vrachtwagen stond buiten langs de stoeprand. Het was een nieuwer model, versierd met een ‘BewaarAfstand’-bumpersticker en een sticker op het achterraam waaruit bleek dat de eigenaar een oorlogsveteraan was. Ze keek in de achterkant van de vrachtwagen naar sporen waaruit zou blijken dat deze auto onlangs een grote cederhouten paal had vervoerd, maar zag niets. Hoewel ze een oorlogsveteraan niet wilde uitsluiten enkel op grond van hun bewezen diensten aan het vaderland, vond Mackenzie de gedachte dat een man die in de zeventig zou moeten zijn en die zonder hulp palen zou opzetten moeilijk voor te stellen.

Ze bereikte het einde van het blok en sloeg toen rechtsaf richting de Colegrove straat. Ze kon het dreunende bas geluid uit een nabijgelegen huis waar ze rapmuziek aan het luisteren waren horen. Terwijl ze elk huis passeerde op zoek naar vrachtwagens of bestelwagens, ving ze een glimp op van de duistere Danvers-rivier die ver achter de huizen het licht van de maan reflecteerde.

Er stond een vrachtwagen geparkeerd langs de straat recht voor haar. Zelfs voordat ze deze naderde, zag ze dat het niet de truck was waar ze naar op zoek was. De achterbanden waren lek en het vertoonde tekenen van verwaarlozing dat ze het vermoeden had dat het voertuig jaren geleden was afgeschreven.

Ze was nu halverwege de straat en tuurde vooruit, maar zag alleen maar auto's staan, sommigen op een kleine oprit maar de meeste langs de stoep. Er waren er in het totaal zes, waarvan een nieuw model en vijf roestbakken.

Ze begon net het gevoel te krijgen dat ze nog een mislukte theorie had ontrafeld, toen ze het huis aan haar linkerkant zag. Een ouder model Honda Accord stond langs de stoeprand. Een kleine begroeide voortuin leidde tot een slecht onderhouden rasterhekwerk dat overliep in een even slecht onderhouden houten hekwerk dat het erf scheidde van het aangrenzende terrein. Ze liep verder langs het terrein en bevroor toen ze aan de andere kant van het huis kwam.

Het hek met rasterpatroon was nergens meer te zien en kwam blijkbaar tot een abrupt einde in de achtertuin. Wat ze wel zag, was een geïmproviseerde oprit die niets meer was dan afgeplat gras en dunne moddersporen. Ze volgde de sporen met haar ogen en zag dat deze eindigden bij een oude groene Ford-pickup die geparkeerd stond. Het stond met de neus naar voren geparkeerd, waardoor de grille en dode koplampen haar recht in het gezicht aanstaarden.

Mackenzie wierp een blik op het huis en zag dat er licht brandde. Het wierp heel weinig licht, waardoor ze vermoedde dat het een lamp of een ganglicht was van dieper in het huis.

Ze liep snel de tuin in en volgde het spoor van het afgeplatte gras naar de auto. Ze keek door het zijraam van de bestuurder en zag wat oude fastfood verpakkingen en ander afval.

Bovendien zag ze in het midden van de bank-achtige stoel een Bijbel liggen.

De adrenaline gierde door haar lichaam terwijl ze de achterdeur aan de bestuurderskant probeerde open te maken, Ze was niet helemaal verbaasd dat deze op slot zat..

Ze ging naar de achterkant van de auto en zag dat de achterbank omlaag was. Ze tuurde erin en zag geen duidelijke indicatie van wat er onlangs in was meegenomen, maar het was moeilijk om iets te zien in het donker.

Ze keek naar de achtertuin en zag dat haar veronderstelling juist was geweest; het rasterhekwerk liep over de hele lengte van de tuin en stopte pas daar waar een schuur begon. Ze zag geen ramen, maar ze zag een spoor van licht uit een kier van de schuurdeur komen.

Ze stapte de achtertuin in, en sloop dichter naar het hekwerk. Terwijl ze de schuur naderde, bedacht ze dat het licht vrij klein moest zijn, een kaars misschien. Haar nieuwsgierigheid veranderde in bedachtzaamheid en ze liep naar de rand van het hek. Toen ze de zwakke gloed die tussen een kleine kier tussen de deur en het kozijn kwam naderde, hurkte ze laag op de grond.

Ze zocht naar een opening in het hek, bang dat eroverheen klimmen teveel lawaai zou maken. Terwijl ze dit deed, vielen haar ogen op een andere vorm naast de schuur. Ze had het eerder gemist, omdat het laag bij de grond was en gehuld in schaduwen. Maar nu ze niet meer dan 5 meter van de schuur verwijderd was, was de vorm duidelijk en gedefinieerd.

Het waren eigenlijk twee vormen.

Twee cederpalen, afgezaagd op ongeveer twee en een halve meter.

Ze wist dat ze op back-up moest wachten.

Maar ze voelde in alle cellen van haar lichaam dat er geen tijd was.

Dus, met haar spieren en al haar zintuigen op scherp gezet pakte ze het rasterhekwerk vast.

En toen begon ze te klimmen.

Возрастное ограничение:
0+
Дата выхода на Литрес:
15 апреля 2020
Объем:
241 стр. 2 иллюстрации
ISBN:
9781094304069
Правообладатель:
Lukeman Literary Management Ltd
Формат скачивания:
epub, fb2, fb3, ios.epub, mobi, pdf, txt, zip

С этой книгой читают