promo_banner

Реклама

Читать книгу: «Doodgebloed», страница 4

Шрифт:

HOOFDSTUK ZES

De internationale luchthaven Charles De Gaulle was een van de grootste van Europa. Haar schoenen tikten tegen de tegels en stopten toen op de zoemende roltrap. Ze ging door de douane en bereikte de gate.

Adele speurde de wachtruimte af, haar ogen flitsend van gelukkige gezinnetjes die een nieuwe aankomst omarmden en chauffeurs met donkere hoeden en brillen die kleine bordjes omhoog hielden, naar andere reizigers die alleen op pad waren, met hun bagage achter zich aan.

Haar eigen aktentas rustte op het handvat van haar koffer, die ze had uitgetrokken en stevig vasthield, en waarmee ze haar koffer achter zich aan rolde.

"Adele Sharp," zei een zachte, beleefde stem. Verrassend genoeg een stem die ze herkende.

Even, heel even, werden gedachten aan de zaak uit haar hoofd verdreven. De manier waarop de persoon haar naam uitsprak, de woorden die uit de lucht werden geplukt zoals een bloemist die bloemen snijdt en ze aan een klant presenteert, riep herinneringen op.

Ze keek in de richting van de stem en een glimlach strekte zich uit over haar gezicht.

“Robert?” zei ze, met opgetrokken wangen. "Natuurlijk zouden ze jou sturen. Natuurlijk!"

Robert Henri had een kaarsrecht postuur met een stramme rug. Hij droeg een onberispelijk geperst pak en had een kromme, perfect verzorgde snor op zijn bovenlip. Zijn haar was voller dan ze zich herinnerde toen ze nog bij DGSI werkte – haarpluggen misschien? Robert was degene geweest die haar onder zijn hoede had genomen. Hij had haar leven bij minstens twee verschillende gelegenheden gered.

Deze herkenning maakte een golf aan herinneringen los. Hij glimlachte terug naar haar, zijn handen losjes langs zijn zij, zijn gepolijste schoenen hiel aan hiel.

Robert Henri was ongeveer tien centimeter korter dan zij. Adele was lang, maar niet overdreven lang. Robert had ooit voetbal gespeeld voor een semiprofessioneel team in Italië, maar was teruggekeerd naar Frankrijk toen hij in de jaren vijftig door de Franse regering werd gerekruteerd, lang voordat de DGSI bestond. Evenals zijn haar was zijn snor zwart geverfd.

“Robert!” riep ze, terwijl ze zich naar hem toe haastte, haar schoenen piepend over de gepolijste grond. "Wat fijn je te zien, oude makker."

De kleine man glimlachte naar haar en stak een hand uit met een galant gebaar. Hij pakte haar arm en zei: "Je bent nog net zo mooi als mijn arme oude ogen het zich herinneren. Ik voel mijn jeugd op ditzelfde moment weer in mijn botten terugkeren."

Robert had niet eens een klein beetje een accent. Adele had het op goed gezag dat hij acht verschillende talen met een perfect accent kon spreken. Daarnaast was hij een van de beste rechercheurs die Frankrijk te bieden had.

"Beginnen we nou al met vleien? Ik ben nog maar net, kersvers uit het vliegtuig."

"En vers is het juiste woord. Verfrissend om hier iemand te hebben die het belang van spaarzaamheid waardeert.”

Zijn ogen schoten naar haar kleine koffer.

"Ik koop gewoon alles wat ik verder nodig heb. De FBI betaalt."

"Allicht, allicht. En hoe gaat het met onze Amerikaanse vrienden?"

"Ik mag niet klagen. Je hebt toch niet zelf gereden?" Adele trok een grimas en schudde theatraal haar hoofd.

"Ah," zei Robert, met een lichte frons op zijn verder onbewogen gezicht. "Als je zit te denken aan die keer op het platteland in Bulgarije, weet je, automatische auto's zijn een smet, non, een vloek op de moderne wereld!"

Adele verborg een grijns en draaide haar koffer naar zich toe zodat ze een elleboog op het verhoogde handvat kon laten rusten. "Ja, en dat was waarom je de lichtmast had geraakt, hè?'

Hij keek gemaakt streng en klikte met zijn tong. Toen hij dichterbij kwam, rook hij naar net iets te veel eau de cologne en een licht vleugje sigarenrook. "We pakken de draad gewoon weer op, zie ik? Geen respect. En ligt het aan mij, of is je mooie, glorieuze accent vervaagd, hmm?"

Adele zweeg even bij de geur en de opmerking over haar accent. Haar gedachten dwaalden even af, terug naar haar eerste dagen bij de DGSI, toen ze Roberts kantoor binnenliep. Dezelfde geur was haar tegemoet gekomen, net als deze zelfde kleine, vriendelijke man, die toen veel meer grijze haren had bezeten. Ze kon zich het nette, opgeruimde kantoor nog herinneren, met foto's van racebanen en oude sportwagens. Robert had geen lijstjes met familiefoto's, omdat hij geen familie had.

En toch kropen Adele’s mondhoeken wat omhoog toen ze zich herinnerde hoe de man haar toen had begroet. Een vreemd jong meisje uit Amerika, dat zijn kantoor binnenwandelde. Hij had haar als een nichtje verwelkomd en was meteen veel te persoonlijke vragen gaan stellen over haar gezondheid, haar liefdesleven, haar favoriete eten.

Het voelde als thuis.

Adele had nooit een thuis gehad. Ze was niet Duits genoeg, Frans genoeg, Amerikaans genoeg om als een van hen beschouwd te worden, tenzij ze iets van haar wilden. Ze had in iedere taal een licht accent, waardoor ze geen van de talen haar eigen kon noemen.

Twaalf jaar in Duitsland, nog eens vijftien jaar in Frankrijk en de rest in de VS. Angus had haar geplaagd dat ze zoveel reisde en nooit ergens wortel schoot.

Maar ergens wortels schieten voelde nooit lekker aan, omdat…omdat Adele, hoewel ze het niet graag toegaf, eigenlijk nergens thuis hoorde. Een meisje zonder thuis en geen echte familie om naar huis over te schrijven – zo vaak verhuizen had ook familiale gevolgen.

Destijds, op haar eerste dag, had Robert haar eenzaamheid doorzien. Hij had haar als een geestverwant gezien en haar ter plekke geadopteerd.

De kleine, goedgeklede, gelijkmatige man greep Adele bij de arm, hield die in de kromming van de zijne en trok haar mee naar de uitgang. Ze kwamen bij de glazen schuifdeuren en voegden zich bij de stroom passagiers die de luchthaven verliet. Adele liet zich door haar oude mentor door de straten over de gate-strook leiden, naar de plek waar een geparkeerde auto op hen wachtte: een Renault-sedan met donkere, getinte ramen met zwarte lambrisering. Adele gaf haar koffer aan Robert, die hem in de kofferbak tilde.

Ze liep naar het portier van de passagier, maar hij was haar voor en opende het, terwijl hij haar met een galante wuif naar de voorstoel gebaarde.

"Dank je," zei ze, terwijl ze een glimlach onderdrukte.

Er waren sommigen die onterecht dachten dat Robert een beetje een malloot was. Hij was nogal opzichtig en genoot van dingen als wijn- en kaasproeverijen en filosofische debatten. Het had een pretentieus karakter, maar Adele zat er in het geheel niet mee. Ook omdat ze wist dat hij meer zaken met succes voor de DGSI had afgesloten dan enige andere rechercheur in de geschiedenis van de dienst – al was het geen erg lange geschiedenis.

Met langzame, gelijkmatige stappen liep hij terug naar de bestuurderskant van de auto. Nadat hij was gaan zitten, keek hij naar Adele. "Je ziet er gezond uit," zei hij. Hij zweeg even, wreef over het stuur en toen hij de beweging opmerkte, hield hij ermee op. "Sinds de laatste keer dat je hier was…een en ander is…"

"Het gaat prima met mij, Robert," antwoordde Adele snel en sneed hem af voordat hij de zin kon afmaken. Haar toon klonk plotseling somber in haar eigen oren. Ze voelde een lichte blos op haar wangen. "De vorige keer… De spanning – het was… "

"Je hoeft me niks uit te leggen."

"Nee, misschien niet." Adele keek door het raam terug naar de drommen passagiers die op weg waren naar geparkeerde voertuigen. Ze keek weer naar de auto en bestudeerde het interieur. Ze zweeg even en keek op naar het vizier boven Roberts stoel. Twee kleine, verweerde foto's zaten in de hoek van het vizier, een beetje zoals taxichauffeurs in de stad foto's van hun gezinnen toonden.

Alleen was deze foto van het DGSI-hoofdkwartier en de tweede, kleinere was… Adele keek wat beter en voelde een plotselinge brok in haar keel.

De tweede foto was van haar en Robert die naast elkaar stonden – de eerste werkdag. Ze herkende haar jonge, glimlachende gezicht dat uit het stoffige fotootje tuurde. Ze had nooit een thuis gehad, hoorde nergens bij… En toch, daar, in dit autootje dat rook naar eau de cologne en sigaren, voelde ze zich meer thuis dan ze zich ergens in jaren gevoeld had.

"Het is fijn om je weer hier te hebben, kind," zei Robert en hij keek haar bezorgd aan. "Ben je klaar voor het werk?"

Adele knikte en haar ogen schoten weg van het vizier. "Ik ben hier uitsluitend voor deze zaak, geen andere. Begrijp je wat ik bedoel?"

Roberts wenkbrauwen gingen omhoog. "Ik zal er verder mijn mond over houden; Ik begrijp het. Maar begrijp jij het?

Adele dacht even na terwijl Robert de motor startte, zijn spiegel controleerde en langzaam van de stoeprand wegreed.

Eén zaak tegelijk. Dat is alles waar ze tijd voor had. Eén zaak.

Ze staarde uit het raam terwijl ze het vliegveld verlieten en naar het stadshart reden. In de verte hoorde ze klokken luiden. Het was fijn om weer thuis te zijn.

Haar gelaatsuitdrukking verzachtte even terwijl ze de stad bekeek, haar blik over de rivier dwaalde en over de vele oude gebouwen flitste. Maar toen ze de bruggen ontwaarde, niet veel meer dan bogen aan de horizon, verhardde haar uitdrukking.

Dit was thuis, maar er zat een rat in de kelder en het was aan haar om hem te vinden en te verpletteren voordat hij nog meer kwaad kon aanrichten.

De Benjamin Killer was met een reden de Verenigde Staten ontvlucht en had sinds zijn aankomst in Frankrijk al één keer gedood. Het was slechts een kwestie van tijd voordat hij opnieuw toesloeg.

HOOFDSTUK ZEVEN

Zes kilometer van het centrum van Parijs, in de noordwestelijke buitenwijken van de regio Ile-de-France van de hoofdstad, staarde Adele naar het hoofdkantoor van de DGSI.

Aan de buitenkant zag het er niet bepaald spectaculair uit. Een klein caféetje rustte tegen de verzegelde structuur aan, met doffe roze en oranje bakstenen die het een schilderachtig uiterlijk gaven in vergelijking met het sombere grijze en zwarte gebouw waarvoor het als voetenbank diende.

Adele herinnerde zich het gebouw nog goed. In gedachten had ze het aantal rondjes al geoefend dat de auto maakte terwijl het de afgesloten parkeerplaats achter het hoofdkwartier omcirkelde.

Binnen was het gebouw veel mooier dan ze zich herinnerde. Nieuwe verflagen en up-to-date technologie vulden nu de kantoren waar Robert haar langs leidde.

"Dat is dan wel weer het voordeel van terroristen," zei Robert terwijl hij haar door het gebouw leidde en haar nieuwsgierige blik op een rij gloednieuwe computers achter een glazen wand opmerkte. “Ze motiveren op unieke wijze de toewijzing van belastingen. Hier, deze kant op."

Robert leidde haar naar een open foyer. Een receptionist keek op van achter een bureau en schraapte zijn keel met een beleefde hoofdknik.

"We zijn hier voor Foucault," beantwoordde Robert de vragende blik.

De receptionist knikte en drukte op een knop op zijn telefoon. Er klonk geroezemoes en toen klikte een dikke glazen deur naast het bureau open.

"Ze wachten u allebei op", zei de receptionist.

Adele liep achter haar voormalige mentor de kamer in.

Pas toen ze uit de ramen tuurde, besefte ze dat ze zich waarschijnlijk op de bovenste verdieping bevonden. Deze ramen keken niet uit op de straat en ze waren allemaal zwart getint.

Toch bracht het uitzicht van zo hoog een nieuwe golf van herinneringen omhoog. Ze keerde zich van de stad naar de kamer. Onmiddellijk zag ze de man van het tv-scherm in San Francisco. Zijn wenkbrauwen waren in werkelijkheid nog dikker en zijn frons tweemaal zo intens. Hij zat achter een oud bureau dat leek te zijn gemaakt van bewerkt eikenhout. Het bureau was omringd door zoveel technologie dat het in tijd en smaak niet op zijn plaats leek, net als de pen en inktpot bij een oude telefoon.

"Agent Sharp," zei Foucault, met hetzelfde lichte accent als voorheen. "Fijn dat je gekomen bent."

Ze knikte hem toe ter begroeting.

"Dit is Special agent Jean Renee," zei Foucault, terwijl hij naar links gebaarde. "Hij zal je partner zijn in deze zaak. Hij is al ingelicht door SOC Grant over de bijzonderheden van de vorige gevallen."

Adele keek naar de tweede man die bij het eikenhouten bureau stond. Misschien een paar jaar ouder, met vroegtijdig grijs haar aan de zijkant dat altijd het woord "gedistingeerd" vergezelde, en agent Jean Renee was de langste man in de kamer. Hij had een prominente Romeinse neus en een brandvlek vlak onder zijn kin, die zich over zijn keel uitstrekte. Hij had scherpe, intelligente ogen en uitgesproken jukbeenderen. Het geheel wekte bij Adele de indruk van een James Bond-slechterik. Knap genoeg om naar te staren, maar wreed genoeg om je zorgen over te maken.

Ze glimlachte bij deze karakterisering, maar verborg de uitdrukking net zo snel en stak haar hand uit naar haar nieuwe partner.

"Hallo," zei ze.

Français?” antwoordde Jean Renee.

Adele haalde haar schouders op. “Oui, un peu

Jean knikte. Zijn kortgeknipte haar was net zo donker onder het plafondlicht als in de schaduw. "Engels dus," zei hij, met het zwaarste accent van de drie mannen. "Ik heb de dossiers gelezen, oui. Maar ik denk nog steeds dat ik je wat vragen moet stellen."

Foucault onderbrak hem. "Sharp wil vast eerst even bijkomen. Robert, bedankt."

Jean rolde met zijn ogen, maar verhulde het door uit het raam te kijken. "Heeft de Amerikaanse prinses haar schoonheidsslaapje nodig?"

"De Amerikaanse prinses voelt zich prima," zei Adele en bewaarde haar kalmte. Ze wierp een blik op Foucault. "Eerlijk gezegd, als u het niet erg vindt, zou ik graag de plaats delict willen zien nu het allemaal nog vers is."

Foucaults lippen draaiden omlaag in een soort van schouderophaling met zijn mond, en hij knikte. "Ik heb geen bezwaren. Jean?"

De lange man met het militaire kapsel schudde even zijn hoofd. "Heb je de foto's gezien?"

Adele plukte aan haar mouwen. "Ja, dat heb ik. Ik zou graag de gangen van het meisje willen volgen. Is er iets nieuws dat ik moet weten?"

Jean begaf zich naar de deur zonder ook maar een au revoir voor de andere mannen. “Het lab heeft ons de resultaten gegeven. Het lichaam dat we hebben gevonden, is inderdaad van Marion Lucas. Ze hebben iets in haar bloed gevonden."

"Dat zal het verlammingsmiddel zijn. Weten ze wat het is?"

Jean schudde zijn hoofd, deed de deur open en stapte voor haar erdoor. Robert fronste vanuit de kamer en knikte kort naar Adele.

"Nee," zei Jean. "Maar ze zijn nog aan het zoeken. We hadden gehoopt dat de FBI het zou weten."

Adele nam snel afscheid van Robert en schudde haar hoofd naar Jean. "Ik vrees van niet. Er is nooit genoeg van om het uitgebreid te testen, helaas. Maakt niet uit. Hoe ver is de plaats delict hier vandaan?"

"Volg mij, Amerikaanse prinses," zei Jean. "Ik ken een sluiproute."

Adele haastte zich achter de brutale man aan terwijl hij snel door de gangen beende en haar naar de liften aan het einde van het gebouw leidde. Ze stapte in de auto die Jean ontsloten had. De plaats delict zou antwoorden hebben. Het moest wel.

HOOFDSTUK ACHT

Adele ademde de rivierlucht in, dezelfde lucht die nu bedorven in de longen van het lijk zat. Marions lichaam was allang naar het mortuarium gebracht, maar haar bloed kleurde nog steeds het beton in lukrake patronen en verstikte het stof onder de brug met felrode tentakels.

Het gebied bleef afgezet, met zaagbokblokkades die de trappen en de loopbrug aan weerszijden belemmerden. Twee gendarmes stonden op wacht, maar verder hadden Adele en Jean de plaats delict voor zichzelf alleen.

Adele hurkte en wees met haar vinger naar het bloed. "Waarom denk je dat hij ze laat bloeden?" mompelde ze en ze wendde haar blik terug naar de trap.

Jean gromde vrijblijvend. "Psychopaten en gestoorde geesten doen psychotische en gestoorde dingen", zei hij.

Adele zette zich af tegen haar knieën en liep naar de trap, terwijl ze onder de blokkade omhoog tuurde naar het geluid van verkeer en voetgangers erboven. "Ze woont in de rue Villehardouin?"

Weer een grom. "Dat zei haar moeder."

"Dan moet ze de trap af zijn gegaan. Winkels met bewakingscamera's?"

Jean fronste zijn wenkbrauwen en testte het woord in het Engels. "Bewaking?"

"Beveiliging," zei Adele in het Engels en herhaalde het woord in het Frans.

"Wordt nog onderzoek."

Adele knikte. "Wachten we op de huiszoekingsbevelen?"

Jean snoof daarop en keek haar lang aan. Hij krabde aan de brandvlek onder zijn kin terwijl hij heen en weer schudde met zijn hoofd. "Hoe lang is het geleden dat je hier werkte? DGSI heeft geen huiszoekingsbevelen nodig."

Adele klemde haar tong stevig in haar mond en draaide zich langzaam weer om naar de onderdoorgang. Hij had natuurlijk gelijk. Hoe had ze dat kunnen vergeten? Er waren mensen die vonden dat de bevoegdheid van de DGSI ruimschoots aan hun bestaansrecht voorbij schoot. Daar kon ze het niet mee oneens zijn. Maar vanaf de kant van de wetshandhaving zou ze er zeker niet over klagen. Minder administratieve rompslomp betekende minder tijdverspilling, wat betekende dat meer criminelen achter de tralies zaten en meer burgers in veiligheid konden verkeren.

Adele schudde vol afkeer haar hoofd en wierp opnieuw een blik op het toneel. "Niets nieuws," zei ze. "Heb jij nog ideeën?" Ze draaide zich om, maar merkte dat Jean over de rivier staarde naar de boten die voorbij gingen, met een verre blik in zijn ogen. "Hallo?" zei ze. "Verveelt onze zaak je?"

Hij brak uit zijn mijmeringen. Even verhardden zijn knappe gelaatstrekken, zijn ogen vernauwden zich boven zijn Romeinse neus. "Ja,” zei hij. "Een dom meisje laat zich onder een lelijke brug lokken. En nu maken haar ingewanden vlekken op mijn schoenen. Dus, ja, Amerikaanse prinses, ik verveel me en ik ben moe. Telt dat als idee?"

Adele weigerde haar reactie op haar gezicht te tonen. Ze kende mannen zoals Jean – mannen die ongevoelige, onaangename meningen spuiden om anderen van hun a propos te krijgen.

Jean rolde met zijn ogen, draaide zich weer om naar de plaats delict, weg van de rivier. Agent Renee was bijna een kop groter dan zij. Alleen al zijn lengte had zijdelingse blikken opgeroepen, toen ze de trap naar de onderdoorgang hadden genomen. Maar Adele weigerde zich hierdoor te laten intimideren. Ze kwam naast Jean staan en bekeek de bloedvlekken.

"De dader moet Frans kunnen spreken," zei haar partner even later.

Adele tuitte haar lippen. "Ik dacht hetzelfde. Om haar hierheen te lokken, moet hij op de een of andere manier hebben kunnen communiceren. Kon Marion Engels?"

"Nee. Ik heb het haar moeder gevraagd."

Adele schudde haar hoofd met een korte, schokkerige beweging. "Goed. Dus onze moordenaar kan Engels en Frans." Ze ademde diep uit en schudde haar hoofd. "Maar wat moet hij hier toch? In Frankrijk bedoel ik. Is hij Frans? Op vakantie en moordpad in Amerika?"

"Waarom moet hij Frans zijn?" Jean snoof en zijn accent was zwaarder dan ooit. "Waarschijnlijk een dikke Amerikaan, hè? Gevlucht naar mijn lieftallige land als een rat die een zinkend schip verlaat."

"Hoe dan ook, waarom zou hij doorgaan met moorden? Hij is ermee weggekomen. De moordenaar is aan de VS ontsnapt. Waarom zou hij opnieuw toeslaan? Hij had ermee weg kunnen komen."

"Uhm. Hij spreekt Frans en Engels, maar hij is niet zo slim, hmm?"

Adele keek om. "Misschien ben jij het wel?"

Jean wierp haar een zijdelingse blik toe en toen brak er een glimlach over zijn gezicht. Hij draaide zich weer om naar de trap en gebaarde naar haar om hem te volgen. "Soms vraag ik me dat zelf ook af," zei hij. "Kom, we gaan met haar vrienden praten."

Terwijl Adele nog een laatste keer de met bloed besmeurde grond bekeek, werd ze door een stem uit haar gedachten geschud. "Hallo!" zei de stem in het Frans. Het geluid galmde de trap af. "Hallo, mag ik u even spreken, mademoiselle?"

Adele draaide zich om en zag dat de gendarmes het pad blokkeerden van twee oudere mensen die tegen de houten barricade leunden en naar de onderdoorgang tuurden en naar haar zwaaiden. Jean was aan de andere kant van de plaats delict blijven staan en keek naar een andere trap. De lange man wreef afwezig over de brandvlek langs zijn kin en trok een vragende wenkbrauw op naar Adele.

"Ja?" zei Adele terwijl ze Jean de rug toekeerde. "Kan ik u helpen?" Ze tuurde naar boven en vernauwde haar ogen tegen het zonlicht dat de trappen en de leuningen naar het trottoir bescheen.

Het oudere echtpaar was goed gekleed, met lange overjassen en dunne handschoenen. Hun zilveren haar was netjes geknipt: de man met een militaire snit, bijna net als die van Jean – minus Renee's overdreven lange pony – en de vrouw met schouderlange lokken die Adele aan haar moeder deden denken.

Ze slikte bij de gedachte, maar duwde hem snel opzij terwijl ze de onderste treden opliep om binnen gehoorafstand te komen.

"Neemt u ons niet kwalijk," zei de man met een ratelende, krakende stem. "Maar is dit waar het gebeurd is? Waar het jonge meisje is overleden?”

Adele keek naar de man en haar blik gleed naar de vrouw. Ze haatte het dat haar onmiddellijke gedachte er een was van verdenking – een instinct dat was aangescherpt door jarenlange confrontatie met de ergste verschrikkingen die de mensheid te bieden had. Maar even snel verwierp ze het idee. Niets in de misdaden van de dader suggereerde een duo.

Ze zette een vriendelijk, vragend gezicht op. Haar Frans, evenals haar Engels en haar Duits, had soms een accent. Ze deed haar best om het te verbergen, maar had het recentelijk niet zo veel gesproken als Engels. "Kende u het meisje?" zei ze voorzichtig.

Het oude echtpaar wierp elkaar een snelle blik toe en tuurde langs de geüniformeerde agent die een stap achteruit deed toen Adele dichterbij kwam.

De oude man keek haar van top tot teen aan. "Je bent geen politie," zei hij behoedzaam.

Adele wierp een blik op haar broek en trok zelfbewust aan haar mouwen. "Eh, nee – niet precies. Ik werk echter samen met de DGSI."

De oude vrouw fronste haar wenkbrauwen en klikte zachtjes afkeurend met haar tong.

Adele besloot dat het vermelden van de FBI de zaken alleen maar erger zou maken. De DGSI was pas een paar jaar voordat ze lid werd een autonome dienst geworden, en er waren mensen die de reputatie van de dienst niet goedkeurden.

De oude vrouw begon aan de arm van haar man te trekken alsof ze hem de paar treden weer op wilde leiden. "Sorry," zei de vrouw, terwijl ze nog steeds afkeurend naar Adele tuurde. "We hebben ons vergist."

"Ik werk niet meer bij de DGSI", zei Adele, snel denkend in een poging de situatie te redden. "Ik adviseer. Vanwege Marion – het meisje dat om het leven is gekomen." Ze trok een gezicht alsof ze op een citroentje zat te zuigen. "Oh sorry, ik-ik denk niet dat ik haar naam had moeten noemen." Ze deed een stap achteruit, tuurde de trap af, maar positioneerde haar lichaam ook zo dat de bloedvlekken onder de brug zichtbaar waren over de barricade.

Ze wachtte een aantal seconden, draaide zich toen om en schermde de plaats delict opnieuw af met haar lichaam. "Een akelige situatie," zei Adele. "De moeder van het meisje is ontroostbaar, zoals u zich vast wel kunt voorstellen. Ze komt ook uit Parijs. Ze woont nu helemaal alleen in haar appartement. Zo jammer – afschuwelijk als je je kind als eerste de wereld ziet verlaten."

De oude man tuurde langs Adele en zijn gezicht werd bleek toen hij de onderdoorgang achter haar zag. De vrouw was gestopt met aan zijn arm te trekken en haar uitdrukking werd zachter terwijl ze over Adele's woorden nadacht. De vrouw maakte met haar tong hetzelfde klikgeluid, maar zuchtte toen. Ze schudde op toegeeflijke wijze aan de arm van haar man.

"Vooruit," zei de oude vrouw. "Vertel het de dame."

De man bleef voorbij Adele staren, over de barricade, zijn ogen gefixeerd alsof hij een spook had gezien. Maar na nog een ruk aan zijn arm schraapte hij zijn keel en richtte zijn donkere ogen op Adele.

"Het meisje – Marion – we hebben het op het nieuws gezien. We herkenden haar uit het appartement. Ze woont ook in de rue Villehardouin."

Adele knikte voorzichtig. Haar ogen schoten weer de trap af in de richting van Jean, maar hij was onder de tunnel en ze kon hem niet zien. "Kende u Marion?"

De oude man staarde weer weg en zijn vrouw trok nogmaals scherp aan zijn arm. "Ahem, ja", zei de man. “Tijdens onze nachtelijke wandelingen kruisten we af en toe paden. Een vriendelijk, aardig, mooi, eh, leuk jong meisje." Hij schraapte zijn keel en haalde zijn arm terug voordat zijn vrouw hem eraf kon trekken. Hij boog zich over het zaagbok, witte knokkels spanden zich daar waar ze de barricade vastgrepen.

De gendarme stak een hand uit om hem terug te duwen, maar Adele schudde haar hoofd snel en boog zich voorover. Ze staarde indringend in de donkere ogen van de oude man op zijn gerimpelde gezicht.

"Ze was in haar eentje op pad", zei de oude man. "Ze zei dat ze vrienden ging bezoeken – ze had niet alleen moeten zijn. Parijs is niet meer wat het ooit was."

"Nee. Dat zijn de meeste plaatsen niet," zei Adele. "Je zag haar toen haar appartement verlaten. Hoe laat?"

"Acht uur? Negen uur?"

"Half acht," interrumpeerde de vrouw vanachter haar echtgenoot.

Adele knikte. "Heeft ze iets gezegd? Buiten dat ze op pad was om vrienden te ontmoeten?"

"Nee," zei de oude man. "Ze wenste ons alleen nog goedenavond. Maar…" Hier grepen zijn vingers het zaagbok nog steviger vast. "Misschien is het niet aan mij om te zeggen…Maar… maar…"

"Zeg het nou maar, Bernard," snauwde de vrouw.

"Ik wil niemand in de problemen brengen", zei de oude man.

Adele spoorde hem met een beweging van haar wenkbrauw aan. "Maar…"

"Maar ik zag iemand haar volgen. Misschien ging hij gewoon dezelfde kant op … Ik weet het niet. Maar – zoals ik al zei – ik wil niemand in de problemen brengen. Alleen, na te hebben gehoord wat er met haar is gebeurd…Ik bedoel, ik dacht er op dat moment niets van. Maar nu, misschien als ik iets had gezegd." De oude man liep weg en leunde achterover van het zaagbok en drukte zich in een soort van beschermende houding tegen zijn vrouw aan.

De verschrompelde vrouw weefde haar hand weer door zijn arm en wreef liefdevol over zijn pols met een kalmerend gebaar.

Adele, daarentegen, voelde zich allesbehalve kalm. Ze probeerde haar toon onder controle te houden, maar dat was lastig met die bonzende hartslag in haar oren. "Zag u dat iemand haar volgde? Weet u het zeker?"

"Ja, heel zeker," zei de vrouw meteen.

"Nou," zei de man, "hij ging misschien gewoon dezelfde kant op. Zoals ik al zei, ik wil niemand…"

"Meneer, als ik er even tussen mag komen, u veroorzaakt geen problemen," zei Adele snel. Ze ademde langzaam door haar neus en probeerde zichzelf te bedaren. Hoe meer opgewonden ze werd, hoe meer ze het accent in haar woorden kon horen. Dit was niet het moment om deze twee burgers te verkondigen dat ze van buiten Parijs kwam. Met zulke mensen zou het de situatie alleen maar ingewikkelder maken. Dus ademde ze weer in en, de stilte vastberaden verbrekend, zei ze: "Vertel me precies wat u heeft gezien."

Even dacht ze eraan om naar haar telefoon te grijpen om het antwoord op te nemen, maar toen besloot ze dat dat het echtpaar zou kunnen afschrikken.

De man haalde zijn schouders op. "Iemand volgde haar. Zoals ik al zei."

"Hij had een bundeltje bij zich", zei de vrouw. "En – ja." Ze knipte met haar vingers. "Hij droeg een blauw overhemd."

De oude man fronste echter zijn wenkbrauwen. "Nee," zei hij. "Het overhemd was groen. Zijn schoenen waren blauw."

"Droeg hij schoenen?" zei de vrouw weifelend.

Adele voelde de moed in haar schoenen zinken. Ze likte aan haar lippen die plotseling droog waren geworden en begon de trap af te lopen, al was het maar om wat ruimte te krijgen om te ademen.

“Is er nog iets anders?” zei ze van een trede lager.

Het oude echtpaar keek elkaar aan en toen antwoordden ze, bijna tegelijk: "Hij had rood haar."

Adele keek al half terug naar waar Jean op hem wachtte, maar toen vloog haar blik terug naar het oude echtpaar. Ze staarde hen aan, op zoek naar zekerheid in hun gezichtsuitdrukkingen. "Rood haar?" zei ze. "Weet u het zeker?"

Ze keken allebei even naar elkaar en knikten toen vastberaden.

Adele voelde haar hart weer sneller kloppen. Ze had ooit een smartwatch gehad toen ze voor een marathon aan het trainen was. Haar hartslag in rust was altijd al veel te hoog geweest gezien haar conditie – een ander neveneffect van het werk. En nu kon ze haar hartslag praktisch in haar oren horen.

"Zouden jullie bereid zijn op het bureau een officiële verklaring af te leggen?" zei Adele. "Hoe heten jullie? Bernard, zei u? Achternaam?"

De oude man begon te antwoorden, maar de oude vrouw trok scherp aan zijn arm. "Je hebt onze verklaring gehoord," zei ze fronsend. "Daar hebben we niets meer aan toe te voegen."

"Ik begrijp het," begon Adele, "maar als…"

"Niets meer!" De vrouw had haar man al half de trap op gesleept en hem snel van de onderdoorgang weggeleid.

De gendarme wierp een blik op Adele alsof hij wachtte op een bevel om hen tegen te houden. Maar ze schudde haar hoofd.

"Laat ze gaan," mompelde Adele. "Ik betwijfel toch of ze ons meer informatie kunnen geven…"

Ze knikte dankbaar naar de agent en salueerde vervolgens met twee vingers naar de wegsnellende ruggen van het bejaarde echtpaar. Met een lichte vering in haar tred draaide ze zich om naar de trap en haastte zich terug naar waar Jean stond te wachten.

Rood haar. Een pruik? Misschien wel. Maar hoe dan ook een aanwijzing.

De klootzak zou haar niet ontglippen. Niet dit keer.

Er stond een glimlach op haar lippen toen ze zich weer bij Jean aan de andere kant van de onderdoorgang voegde, tegenover een helling met een lange metalen rail.

"Waar ben jij zo opgewekt over?" zei Jean met een frons. Hij hield een telefoon tegen zijn wang gedrukt en hij leek nog chagrijniger dan normaal.

"Ik…" Adele onderbrak zichzelf. "Wie is dat?" zei ze terwijl ze naar de telefoon knikte.

Jean liet het apparaat zakken en klikte op een knop aan de zijkant, terwijl hij de telefoon weer in zijn zak stopte, nog altijd fronsend. "Marion's vrienden. Agenten in uniform hebben ze weten te achterhalen. Ze wachten op ons, bij de bar."

"Waarom zie je er dan zo boos uit? Dit is toch goed nieuws."

"O ja? Is het zo goed? Hmm – nou, Michael en Sophie zullen er ook aanwezig zijn. Je herinnert je agent Buisson, ja?" Zijn toon was nu hoog van toon en nep-onschuldig, met de kwaadaardige onderstroom van slechte humor. "Ze weigerde met je samen te werken. Ik kan dit niet genoeg benadrukken, hè. Geweigerd. Noemde je een salope – herinner je je dit woord nog, hmm? En daarom zit ik dus opgezadeld met onze Amerikaanse prinses – omdat Buisson niet met je wilde werken."

Бесплатный фрагмент закончился.

399 ₽
Возрастное ограничение:
18+
Дата выхода на Литрес:
04 января 2021
Объем:
292 стр. 4 иллюстрации
ISBN:
9781094344904
Правообладатель:
Lukeman Literary Management Ltd
Формат скачивания:
epub, fb2, fb3, ios.epub, mobi, pdf, txt, zip

С этой книгой читают

Эксклюзив
Черновик
4,7
183
Хит продаж
Черновик
4,9
506