promo_banner

Реклама

Читать книгу: «Doodgebloed», страница 2

Шрифт:

HOOFDSTUK TWEE

De sterren knipoogden naar Marion, schalks fonkelend licht dat getuige was van de gang van de vierentwintigjarige vrouw van de kleine coffeeshop naar het hart van de stadsnacht. De vele geuren van de Seine walmden door de lucht en brachten haar de geur van muskus en van de bakkerijen die voor de nacht gesloten waren. Het gebrul van de toeters van ongeduldige chauffeurs verving de gebruikelijke geluiden van bellen die normaal door de stad galmden. Ze hoorde een zacht, zoemend geluid. Luisterde slechts even en plaatste toen het geluid als dat van een toeristenboot die langs de boogconstructie van de Pont d'Arcole schoot.

Marion ademde zachtjes uit toen ze van de coffeeshop het trottoir op liep en alles in zich opnam. Dit was haar stad. Ze woonde hier al haar hele leven en was niet van plan er ooit te vertrekken. Ook al werd je honderd, dan vond je nog steeds niet alle avonturen die deze historische plaats verborg. Ze knikte een groet naar een ouder echtpaar dat langs haar liep. Ze herkende hen van het kruispunt van hun nachtelijke routines.

"De nacht in, zie ik?" zei de oude man in schor, gedempt Frans met het lichte accent van een man van het platteland. Hij knipoogde terwijl hij langsliep en kromp ineen toen hij een oorvijg kreeg van Madame.

"Zoals altijd, Monsieur," riep Marion met een glimlach terug. "Ik ga wat vrienden ontmoeten."

Ze nam afscheid van het paar met een knikje en een verende tred. Daarna slenterde ze over het trottoir, liep naar de rivier en sloeg de hoek om. Ze liep vaak 's avonds laat alleen – het had haar nooit gestoord. Dit deel van de stad was immers goed verlicht, vol lantaarnpalen en verkeerslichten die weerkaatsten op het glas van de vele ramen van de appartementen en winkels.

Ze liep over het trottoir en sloeg een andere straat in, in de richting van de club waar haar vrienden haar opwachtten. Ze snelde over de verlichte looppaden terwijl ze op haar telefoon keek en een ongeopend bericht zag.

Maar voordat ze de sms kon lezen, hoorde Marion een geluid achter haar dat haar even afleidde van haar telefoon. Ze tuurde de verlichte straat in, bekeek de stenen trappen en trappenhuizen van de vele opdoemende gebouwen. Op een steenworp afstand hinkte een man voort, met een kleine bundel op één arm. Er ging een moment voorbij. Toen maakte de bundel een huilgeluid en de man boog beschaamd zijn hoofd, maakte sissende geluiden en probeerde het kind te kalmeren.

Marion glimlachte naar de man en zijn baby en richtte haar aandacht weer op haar telefoon. Ze tikte op het scherm om het bericht te lezen. Maar voordat dit haar lukte…

"Hallo kleine vrouwtje, is alle dingen goed en wel?"

Ze draaide zich om, geschrokken door het gebroken Frans en door de plotselinge nabijheid van de man en zijn kind. Hij liep nu naast haar en maakte om de paar stappen kirrende geluiden naar het bundeltje in zijn armen. Ze fronste naar hem en raapte haar moed bijeen. Vervolgens stopte ze haar telefoon weg. De sms zou moeten wachten. Ze hield er nooit van wanneer er werd gezegd dat Parijs zo ongastvrij was als sommigen in de toeristische districten wel zouden willen.

De man droeg zijn glimlach als make-up en zijn ogen fonkelden joviaal. Ze deden haar denken aan de weinige sterren die zich een weg hadden weten te banen door de stadslichten.

"Alle dingen zijn prima", knikte ze. "Hoe is uw avond?"

De man haalde zijn schouders op, waardoor de wollen muts op zijn hoofd een beetje verschoof. Hij trok de muts met zijn vrije hand van zijn hoofd, en plaatste hem op het bundeltje in zijn arm.

Dit kwam haar nogal vreemd voor, en dat zei ze ook. Het was zoals haar moeder altijd zei: een Parijse vrouw mag nooit bang zijn voor haar mening.

"Zo verstik je het kind," zei ze, wijzend naar de muts.

De man knikte alsof hij ermee instemde, maar deed niets om het kledingstuk te verschuiven. Het leek haast alsof hij ergens op stond te wachten. Hij krabde aan zijn rode haar, dat in losse, bezwete lokken langs zijn gezicht viel.

Even later ving hij haar blik. "Het kind houdt van schaduw", zei hij. Zijn Frans had nog altijd een zwaar accent. "Zeg, ken jij de koers naar – naar – hoe zeg je dat – de waterstructuur? Nee – hmm, de brug!"

Marion schudde haar hoofd, even verward, maar glimlachte toen weer naar de man en keek net zo vriendelijk naar hem als hij naar haar. "Er zijn wel meer bruggen. De dichtstbijzijnde is langs deze straat, aan de overkant van de promenade en dan de trap af bij de kade."

De man kromp in verwarring ineen, schudde zijn hoofd en tikte tegen zijn oor. "Wat is dit?"

Ze herhaalde de instructies zorgvuldig. Het was duidelijk dat deze man een verdwaalde toerist was, hoewel ze zijn accent niet helemaal kon plaatsen.

Opnieuw kromp de man ineen, stak zijn vrije hand verontschuldigend in de lucht en schudde nogmaals zijn hoofd.

Marion zuchtte. Ze keek over haar schouder, de straat in, naar de richting van de club. Haar vrienden zouden daar zitten wachten. Toen richtte ze haar aandacht weer op de man en zijn kind. Haar ogen schoten naar zijn smekende uitdrukking en ze voelde een golf van medelijden.

"Ik zal het u laten zien, oké? Het is niet zo ver hiervandaan. Komt u maar mee, meneer." Ze draaide zich om en keerde op haar schreden terug. Ze onderdrukte alle bittere gedachten over toeristen, gedachten die door de helft van de stadsbevolking als de absolute waarheid werden beschouwd. Ze had helemaal niets tegen toeristen, ook al waren ze een beetje dom.

De man leek haar ditmaal wel goed genoeg te begrijpen en viel in de pas, met zijn armen om zijn kind met de muts er bovenop.

"Jij is een demon", zei de man op een intens dankbare toon.

Marion fronste.

De man aarzelde, en corrigeerde zichzelf toen fervent, “Nee – ik bedoel engel. Spijt me heel erg. Geen demon – jij is een engel!"

Marion lachte en schudde haar hoofd. Met een knipoog zei ze: "Misschien ben ik ook een beetje demon, hmm?"

Ditmaal was het de beurt aan de man om te lachen. De baby huilde weer onder de muts en de man draaide zich om en fluisterde zachtjes tegen zijn kind.

Ze staken de straat over en Marion leidde de man de trap af bij de kade. De brug was al in zicht, maar de man leek zo afgeleid door zijn kind dat Marion hem niet in steek wilde laten zonder hem er rechtstreeks naar toe te brengen.

Toen ze de trap afdaalden en onder een vochtig, stenen viaduct doken, werd het gebied minder verlicht. Er waren nu veel minder mensen.

"We zijn er," zei de man, en zijn Frans was ineens aanzienlijk verbeterd.

Marion wierp een blik op hem en merkte toen iets vreemds op. De man merkte haar blik op en haalde verontschuldigend zijn schouders op. Hij liet de deken vallen. Een kleine speelgoedbaby – het soort dat huilde als het in de buik werd gedrukt – was aan de onderarm van de man vastgebonden. De plastic ogen van de baby staarden Marion aan.

De man knipoogde. "Ik zei toch dat hij van schaduw houdt."

Marion trok verward haar wenkbrauwen op.

Een moment te laat zag ze het chirurgisch scalpel in de linkerhand van de man. Toen gaf hij haar een duw, een harde duw, en de plastic pop huilde zachtjes de nacht in.

HOOFDSTUK DRIE

Adele stond voor de stenen trappen van de school en keek met uiterst grote argwaan naar de menigte kinderen. Ze schudde eenmaal haar hoofd en keek toen naar haar moeder. Haar blik hoefde niet ver te reizen; Adele was langer dan de meeste van haar klasgenoten. Ze had een groeispurt gekregen toen ze nog in Duitsland woonde, bij de Sergeant, en daar was pas dit jaar een einde aan gekomen.

Nu ze vijftien was ontdekte Adele dat de jongens in Parijs meer aandacht aan haar besteedden dan die in Duitsland. Maar terwijl ze de stroom leerlingen van de tweetalige middelbare school bestudeerde, spoelde er een golf van nervositeit over haar heen.

"Wat is er, mijn Cara?" vroeg haar moeder, lief glimlachend naar haar dochter.

Adele trok haar neus op bij de bijnaam, veegde haar handen af aan de voorkant van haar schooltrui en draaide aan de knopen op de katoenen mouwen. Haar moeder was opgegroeid in Frankrijk en had een voorliefde voor Carambar-repen, die nog steeds populair waren in snoepwinkels en benzinestations. Ze zei vaak dat de grappen op de buitenkant van de wikkels van de karamel veel op Adele leken: slim van buiten met een zacht en zoet midden. De beschrijving deed Adele kokhalzen.

Adele Sharp had het haar en mooie gezicht van haar moeder, maar ze dacht vaak dat ze de ogen en instelling van haar vader had.

"Ze maken zoveel lawaai", antwoordde Adele in het Frans, de woorden traag en onhandig op haar tong. De eerste twaalf jaar van haar leven had ze in Duitsland doorgebracht; het duurde even voor ze weer aan het Frans gewend was.

"Het zijn kinderen, mijn Cara. Ze horen luidruchtig te zijn; probeer jij het ook maar eens."

Adele fronste haar wenkbrauwen en schudde haar hoofd. De Sergeant had luidruchtige kinderen altijd afgekeurd. Lawaai zorgde alleen voor afleiding. Het was het gereedschap van dwazen en trage denkers.

"Het is de beste school van Parijs", zei haar moeder en stak een koele hand uit naar haar dochters wang. "Probeer het nu maar eens, hmm?"

"Waarom kan ik niet thuisonderwijs krijgen, zoals vorig jaar?"

"Omdat het niet goed voor je is om de hele tijd opgesloten te zitten met mij in dat appartement – nee, nee." Haar moeder klikte met haar tong en maakte een tikkend geluid. "Dit is niet goed voor je. Op je oude school vond je het toch leuk om te zwemmen? Nou, er is hier een uitstekend team. Ik sprak met mijn vriendin Anna, en zij zegt dat haar dochter meteen het eerste jaar door de selectie is gekomen."

Adele haalde een schouder op en glimlachte met één kant van haar mond. Ze zuchtte en boog haar hoofd, in een poging niet zo op te vallen tussen de andere kinderen.

Haar moeder gaf Adele een kus op de wang, en kreeg een halfslachtige terug. Ze draaide zich om om weg te gaan en hief haar schooltas over een schouder. Terwijl ze op de school af sjokte, vervaagde het geluid van de bel en de drentelende kinderen. De middelbare school flitste en de muren werden grijs.

Adele schudde verward haar hoofd. Ze keerde terug naar de stoeprand. "Moeder?" zei ze met trillende stem. Ze was nu in het park. Het was nacht.

"Cara," fluisterden stemmen om haar heen vanuit de hoge, donkere bomen.

Ze staarde. Tweeëntwintig jaar oud. Het was allemaal geëindigd bij tweeëntwintig.

Haar moeder lag aan de kant van het fietspad, in het gras, en ze bloedde, bloedde, bloedde…

Eeuwig bloeden.

Haar dode ogen keken naar haar dochter. Adele was niet langer tweeëntwintig. Nu was ze drieëntwintig, trad ze toe tot het DGSI en werkte ze aan haar eerste zaak – de dood van haar moeder. Daarna was ze zesentwintig en werkte ze voor de FBI. Toen tweeëndertig.

Tik tak. Bloeden.

Elise Romet miste drie vingers aan elke hand; haar ogen waren doorboord. Ze had snijwonden over haar wangen in merkwaardige, mooie patronen alsof ze, glinsterend rood, in vilt waren gekerfd.

Tik tak. Adele schreeuwde terwijl het bloed uit haar moeder stroomde, het fietspad vulde, het gras en het vuil overstroomde, haar dreigde te verteren, haar te overweldigen…

Adele schrok wakker, hijgend, met haar tanden om de rand van haar deken geklemd, bijtend om de schreeuw in haar keel tegen te houden.

Ze zat daar in haar bed, in het kleine appartement van haar en Angus, ze staarde de donkere kamer in en ademde snel. Het was in orde; het was voorbij. Ze was oké.

Ze stak haar hand uit en tastte naar de geruststellende warmte van Angus, maar haar vingertoppen streken alleen over koude lakens. Toen herinnerde ze zich de vorige nacht.

Adele klemde haar tanden op elkaar en sloot even haar ogen. De lucht voelde opeens kil aan. Ze streek haar haar terug. Elke vezel in haar wilde weer gaan liggen, om terug te keren naar de warmte en veiligheid van haar dekens. Slaap maakte haar soms bang, maar haar bed was altijd een welkome schuilplaats.

Ze dwong haar ogen open, balde een vuist en wikkelde die stevig in haar pyjama onder de dekens.

Veiligheid en warmte maakten zwak. De Sergeant had tijdens haar jeugd vaak gezegd dat het verschil tussen luiaards en winnaars de eerste beslissing was die ze bij het ontwaken maakten. Degenen die hun hoofd weer op het kussen legden, zouden nooit veel in het leven bereiken.

En hoewel ze geen zesjarig meisje meer was, zwaaide Adele toch haar benen over de zijkant van het bed en schopte haar dekens af. Ze sloeg haar voeten tegen de vinylvloer. Met geoefende en behendige bewegingen maakte ze haar bed op, schikte haar lakens en stopte de hoeken van de dekens onder de matras.

Ze liep door de kamer naar de plek waar de schildpad in haar glazen vitrine zat. Zij en Angus hadden ruzie gemaakt over het geslacht van het wezen – ze wisten het nog steeds niet zeker. Angus zag hem als een jongen, maar voor Adele was de schildpad duidelijk een meisje. De gedachte aan Angus veroorzaakte een schok van onbehagen en ze slikte, waardoor de golf van emotie werd teruggedrongen.

Met behulp van de meegeleverde lepel mat ze het voedsel van de schildpad in haar aquarium en zag het wezen langzaam ronddwalen in het leefgebied van kleine stenen en nepbladeren. Gregory was voor haar wakker geworden – wat gênant.

Ze wierp een blik op de rode cijfers op de digitale klok naast haar bed. 04:25 Perfect. Ze was wakker geworden voordat het alarm was afgegaan. De start van een goede routine vereiste een afgestemd lichaam.

Adele kleedde zich snel in haar joggingkleding en verliet haar appartement. Het had geen zin om vroeg wakker te worden als ze niet iets nuttigs met haar tijd deed, dus was het tussen 04.30 tot 06.00uur vaste prik hardlopen in de ochtend, iedere ochtend. Sommige mensen luisterden naar muziek terwijl ze aan het sporten waren, maar Adele vond dat het haar afleidde. Inspanning en ongemak vereisten aandacht.

Toen ze terugkwam van het hardlopen, liep Adele rechtstreeks naar het kastje boven het fornuis en haalde een doos Chocapic tevoorschijn. Ze veegde het zweet van haar voorhoofd en concentreerde zich op haar ademhaling terwijl ze chocoladecornflakes in een kom deed. Ze bestelde het uit Frankrijk – een kleine luxe, maar een favoriet uit haar kindertijd. In de VS waren de cornflakes niet hetzelfde.

Adele pakte haar ontbijtgranen en een lepel en haastte zich naar de douche. Kleine gewoonten verankerd door de jaren. Minuten verspild in de ochtend leidden tot minuten verspild overdag. Angus had haar vaak geplaagd over het eten van cornflakes onder de douche, vooral toen ze per ongeluk zeep had ingeslikt, maar het was een andere gewoonte van haar die ze weigerde op te geven. Het geheim van succes lag in routine.

Het was op het moment dat ze de douche uitstapte, met een hand haar haar afdroogde en de lege kom in de andere droeg, dat Adele haar telefoon vanuit de andere kamer hoorde afgaan.

Ze keek fronsend naar de digitale klok onder de beslagen spiegel. Ze had in elke kamer een klok. 6:12 uur.

Raar. Wie zou haar zo vroeg bellen?

Adele droogde zich snel af en kleedde zich aan. Ze trok haar blouse aan terwijl ze de badkamerdeur uit haastte en de keuken in strompelde.

"Hallo?" zei ze terwijl ze de telefoon naar haar oor tilde.

"Agent Sharp?" zei de stem aan de andere kant.

"Ja?"

"Met Sam. We hebben je nodig op kantoor."

Adele fronste haar wenkbrauwen en liet haar verbleekte, plastic Mickey Mouse-kom in de gootsteen zakken. "Bedoel je nu meteen?"

"Ik bedoel een uur geleden. Dus kun je beter opschieten.”

“Weet je het zeker?” Er was mij verteld dat ik drie dagen zou krijgen."

Aan de andere kant klonk een zucht, en stemmen op de achtergrond.

"Vakantie zal moeten wachten, Sharp."

"Mag ik vragen waarom?"

"De Benjamin Killer heeft gisteravond nog een lijk gemaakt. Hoe snel kun je …"

"Ik ben onderweg."

Adele maakte haar kom niet eens schoon – normaal gesproken heiligschennis in haar huis – voordat ze zich haastte om haar werkkleding, schoenen en jas aan te trekken en de deur uit rende.

Zesentwintig Vijfentwintig Vierentwintig.

HOOFDSTUK VIER

Snelheidslimieten waren vaak meer een soort suggesties als er nieuwe sporen in een zaak waren. Toch deed Adele haar best om de dienders van San Francisco niet te veel van slag te maken – vooral niet zo vroeg op de dag. Hoe dichter ze bij het hart van de stad kwam, hoe langzamer het verkeer ging.

Gefrustreerd tikte ze met haar vingers tegen het stuur en schold de chauffeurs om haar heen stilletjes in haar hoofd uit. Terwijl ze uit het getinte raam van haar Ford-sedan keek, vroeg Adele zich af of Angus misschien toch gelijk had. Misschien was ze inderdaad getrouwd met de baan.

Een driedaagse vakantie – dat hadden ze haar beloofd. Toch was ze hier en haastte ze zich naar het werk zo gauw ze met hun vingers knipten en haar terugfloten. Wat een brave meid toch.

Adele klemde haar tanden op elkaar en duwde de gedachte uit haar hoofd. Het was geen goed idee om bij zulke dingen stil te staan. Zeker niet met wat er op het spel stond.

Wie had hij vermoord? Zouden ze nieuw bewijs kunnen vinden?

"Ik kom je pakken, klootzak," mompelde ze. "Dit keer pak ik je wel." Adele had jarenlang geprobeerd van het accent af te komen dat ze aan een leven in het buitenland had overgehouden. Maar als ze overstuur of boos werd, kwamen er sporen van haar afkomst buurten, en uitten zich in haar spraak. "Verdomme," mompelde ze, terwijl ze haar spraak vertraagde en de klinkers plat maakte. "Verdomme," herhaalde ze nauwkeuriger en voorzichtiger. Geen emotie. Geen accent. "Verdomme," een laatste keer. Uren zo doorgebracht voor een spiegel, hadden de herinneringen aan haar verleden bijna volledig uit haar spraak verjaagd.

Ze knikte tevreden, keek om en realiseerde zich dat de vrouw in de steeg naast haar haar raam naar beneden had en naar Adele staarde, haar geplukte wenkbrauwen hoog op haar met blubber ingespoten voorhoofd.

Schaapachtig rolde Adele haar eigen raam op. Ze glimlachte en zwaaide en staarde toen resoluut vooruit, de rest van de trage, trage rit. Ze stopte nog een keer vlak voordat ze het kantoor bereikte – ze reed door een Starbucks-drive-through en bestelde een grote zwarte koffie zonder suiker.

Een half uur later bereikte ze het privéterrein van het kantoor in San Francisco. De twee beveiligingslagen hadden geen problemen veroorzaakt toen ze eenmaal haar legitimatie had laten zien. Ze trok haar jas aan en controleerde de knopen nog een keer terwijl ze zich via de lift van de parkeerplaats naar het oostelijke deel van het gebouw haastte.

Een nieuwe rij metaaldetectoren en mannen in pakken met verveelde gezichten die naar muffe koffie en sigaretten roken, maakten uiteindelijk plaats voor een lange, beige gang.

"Agent Sharp," zei een van de oudere mannen, terwijl hij op een denkbeeldige pet in haar richting tikte, vanwaar hij op een driepotige kruk tussen de metaaldetectoren hurkte.

"Hé, Doug," begroette ze hem met een zwaai. Ze glimlachte naar de man en bewonderde zijn nette, gesteven kraag en glanzende schoenen. "Piekfijn als altijd."

Hij grinnikte, een zacht, schor geluid. Doug had ongeveer twintig jaar geleden in het veld gewerkt, maar enkele granaatscherven bij zijn laatste missie hadden hem tot het kantoor beperkt. Zijn onvermogen om promotie te maken had echter niets te maken met granaatscherven en alles te maken met een alomvattende minachting voor ambtspolitiek. Sommigen op kantoor vonden dat de liften een "Pas op voor Doug!"-teken konden gebruiken . Hij was zelden sympathiek tegen anderen, maar had op een of andere manier toch een zwak voor Adele gekregen dat niets te maken had met haar geslacht of haar uiterlijk. Ze schoof de zwarte, suikervrije koffie bovenop de röntgenmachine en liet de dampende vloeistof naast de met littekens bedekte hand van de beveiligingsbeambte achter – twee vingers ontbraken, ook dankzij de autobom die een einde had gemaakt aan zijn carrière.

"Precies zoals ik hem graag heb?"

"Dik en bitter met een beetje cafeïne," zei Adele, terwijl ze door de veiligheidscontrole liep en aan de andere kant haar koffertje pakte.

"Net als jij, Doug," zei een van de andere mannen ginnegappend.

"Bek houwe, gladjakker," antwoordde de bewaker. Zijn gezichtsuitdrukking werd zuur, maar hij draaide zich om zodat de andere man hem niet kon zien en knipoogde naar Adele, een twinkeling in zijn blik.

Ze rolde met haar ogen. "Soms vraag ik me af of ik je verpest. Cafeïne doodt – let op mijn woorden. Geef het vijftien jaar en de FDA zal ongetwijfeld…"

"Bla bla bla," zei Doug, en hij sloeg de koffie achterover, de halve kop leeg in twee slokken. "Voel je vrij om me zoveel te verpesten als je maar kan. Maar goed, laat je niet ophouden door ons oude knarren, kind. Jij hebt de glans."

Ze draaide zich om om weg te gaan met een afscheidszwaai, maar stopte toen met haar hiel half omhoog. "De glans?"

"In je ogen. Er is iets aan het broeien, of niet? Nee – vertel het me maar niet. Zo meteen stoot ik mijn hoofd.”

"Niet genoeg bevoegdheid. Ik snap het. Maar je hebt gelijk. Er is iets aan de hand. Ik zie jullie nog – Doug, Steve." Ze knikte om beurten naar beide mannen en haastte zich vervolgens door de beige gang. Haar schoenen tikten tegen de marmeren vloer en piepten om de paar stappen.

Ze ging de bocht om, voorbij een ouderwetse waterkoeler en wat potplanten en haastte zich vervolgens langs een rij kleine hokjes. Het vertrouwde geluid van beleefd gemompel terwijl mensen hun werk deden, telefoontjes beantwoordden, drukten, faxten, op hun toetsenborden tikten – dit alles vervulde haar met een misselijkmakend gevoel van angst. Er waren mensen bij de FBI die haar achter een bureau wilden hebben. De gedachte alleen al beangstigde haar meer dan welke kogel of zaak dan ook.

Ze bereikte een ondoorzichtige glazen deur achter een grote, rechthoekige pilaar, die de deur bijna volledig aan het zicht onttrok. Ze slikte en haar hand reikte naar het handvat. Even pauzeerde ze, luisterde en verzamelde haar gedachten. Wie was dit laatste slachtoffer? Waarom had hij een maand pauze genomen van het moorden? Ze had goed werk geleverd, maar hij was haar al eerder door de vingers geglipt. Dat moesten de bazen beseffen, toch?

Vanuit de kamer hoorde ze een zacht gemompel van stemmen – de ene zacht, gelijkmatig, en de andere wazig en verdund door het glas.

Ze draaide aan de hendel, klopte beleefd met de hand dat haar koffertje droeg en duwde de deur toen open, de kamer in.

Drie figuren wachtten op haar. Een zat bij het raam, een kalende man met een lange neus, die naar de straat beneden tuurde. Een andere man, groter dan gemiddeld met een sterke kaak en een pen achter één oor, zat aan een bureau en keek naar een groot tv-scherm van tweeënvijftig inch boven een vergadertafel.

De andere vrouw in de kamer zat ook, maar aan de rand van de tafel. Haar pantalon had een vlek, net boven de zak. Ze reageerden alle drie, inclusief het gezicht op de tv, op de binnenkomst van Adele.

"Sharp," zei de lange man met een knikje. "Fijn dat je er bent."

"Sam," zei ze en ze beantwoorde zijn begroeting. "Wat heb ik gemist? En wie is dat computerfiguurtje?"

"Sharp," zei de vrouw aan de tafel. Ze draaide zich een beetje om zodat ze naar de deur keek. Lee Grant was een van Adele's weinige vrienden op de afdeling, en hoewel ze haar toon professioneel hield, was er een lichte bezorgdheid achter haar blik. "Hoe was je vlucht?"

Adele haalde haar schouders op. "Lang, saai. Glibberige zakenadvocaat."

Grant rolde met haar ogen. "Zoals vanouds dus?"

Adele grinnikte zacht. "Daar komt het zo'n beetje op neer."

"Nou,' zei agent Lee, "we wachtten op jou om te beginnen. Dat computerfiguurtje, zoals jij hem noemt, is DGSI-directeur Thierry Foucault. Ik geloof dat jullie elkaar kennen."

Adele's wenkbrauwen trokken de persoonlijke ruimte van haar haarlijn binnen en ze liep om de tafel, legde haar aktentas neer en draaide zich om het scherm beter te kunnen zien. Een man met een haviksgezicht, dikke wenkbrauwen en nog dikkere jukbeenderen keek uit het scherm en zijn ogen gleden door de kamer. "Ik geloof niet dat we het genoegen hebben gehad," zei ze langzaam, haar hersens krakend om een herinnering aan het gezicht van de man op te roepen.

"De jongedame – dit is Sharp?" zei het gezicht op het scherm, nog steeds met een fronsende blik, hoewel Adele begon te vermoeden dat dit meer te maken had met de opstelling van zijn gelaatstrekken dan met zijn huidige humeur.

Adele gaf hem een klein knikje.

"Ik was nog op de ambassade toen je voor DGSI werkte." De luidsprekers knetterden even en Adele leunde naar voren om beter te kunnen horen. Even later werd het geluid beter, terwijl Foucault doorsprak. "Vier jaar? Vijf? Jammer dat je weg bent gegaan. Frankrijk kan een talent als jij altijd gebruiken."

Adele twijfelde er niet aan dat de leidinggevende haar dossier voor hem had liggen, maar ze glimlachte beleefd. "Het waren er vier. Ik heb veel geleerd in mijn functie in Parijs. Ik betwijfel of de FBI me zonder die ervaring had aangenomen."

"Dit is hoe het gaat, non?" zei Foucault, grijnzend door het scherm. "Frankrijk creëert de dingen die het meest worden gewaardeerd door Amerika, hmm. Het maakt niet uit… Ik – ik vroeg me wel af," zei hij langzaam, terwijl zijn ogen even omlaag flitsten, wat Adele's vermoeden over het dossier bevestigde. "Waarom ben je weggegaan, hè? Niet het weer, hoop ik."

Lee wierp een blik op Adele en kwam toen snel tussenbeide: "Misschien is dit nu niet het beste moment om daarover te praten", zei ze. "We moeten ons concentreren op de taak die voorhanden is."

Maar de man op het scherm zwaaide al een vinger heen en weer. "Nee, nee. Het is belangrijk dat DGSI weet met wie we samenwerken. Frankrijk is geen gedumpte minnaar – het is belangrijk dat we weten wie we terugnemen, hmm?"

Adele probeerde haar frons te verbergen. Hoezo terugnemen? agent Lee probeerde opnieuw tussenbeide te komen, maar Adele onderbrak haar baas.

"Het is eigenlijk heel simpel," zei Adele, terwijl ze haar frons verborg achter samengedrukte lippen en een onbewogen blik. "Ik heb een moordenaar in Frankrijk opgespoord en hij bleek niet te zijn wie ik dacht dat hij was. Ik vond dat het tijd was voor verandering." Bloeden. Bloeden. Eeuwig bloeden. Adele huiverde toen haar droom door haar hoofd flitste, maar ze stopte de gedachte weg in met een slik een trotse schuinstand van haar kin. Ze haalde haar schouders op naar het scherm en voelde haar colbert over haar schouders glijden.

Natuurlijk had ze het niet over de maanden van PTSS nadat ze de man had achtervolgd – en toen ontdekt had dat hij niet schuldig was aan de martelende moord op haar moeder. Ze vond het ook niet gepast om de Amerikaanse forensisch psycholoog te noemen met wie ze naar de Verenigde Staten was gereisd, in de hoop daar wortel te schieten. De kans was groot dat Foucault het allemaal in zijn kleine dossier had, maar wat haar betrof waren dat haar zaken en niet die van iemand anders.

"Is de zaak nu opgelost?" zei agent Lee, met een geïrriteerde blik op het scherm. Ze zette zich af tegen de vergadertafel en liep langs de man met de gekromde neus die nog altijd zwijgend aan het raam stond.

"Er valt niets op te lossen", zei het scherm.

"Nog niet, nee," antwoordde Grant fronsend. "Maar het kan in ieders belang zijn om geen oude koeien uit te sloot te halen en ons op de gebeurtenissen van gisteravond te concentreren."

Adele voelde een vlaag van dankbaarheid voor haar meerdere. Lee Grant werd niet alleen vernoemd naar twee generaals aan weerszijden in de Amerikaanse Burgeroorlog, maar ze had een autoriteit die elke agent vrijwillig de strijd in zou volgen. Lee's ogen vernauwden zich vaak zodanig dat ze niet meer werden dan stormachtige spleten in haar natuurlijk gebruinde huid. Als kind van een Amerikaan en een Cubaanse immigrant was Lee een van de weinige mensen op kantoor die Adele's wortels begreep, geholpen door het feit dat ze minder dan zes jaar in leeftijd scheelden.

"Nou," zei Foucault, zijn stem galmde een beetje door de tv-luidsprekers. "Wachten we op meer, of kunnen we beginnen?"

Grant wierp een blik op de man bij het raam, die zijn stilte nog niet had doorbroken. "Ik zie er geen nut in om het verder uit te stellen."

"Het spijt me, het spijt me, directeur Foucault." De man met de haakneus deed eindelijk van zich horen. Hij wendde zich af van het glas, leunde met zijn handen op de vergadertafel en staarde naar het grote scherm. "Special Agent Sharp heeft in de Verenigde Staten aan deze zaak gewerkt, zoals agent Lee al zei – en het leek ons verstandig dat ze hier aanwezig zou zijn."

Adele herkende deze man niet, maar hij had het pak en de houding van een diplomaat, of van het soort lagere manager dat alleen uit het houtwerk kwam als de diensten tot samenwerken veroordeeld waren.

"Wat betreft de formele introducties: dit is SAC Lee Grant," zei het man met het pak, wijzend op Adele's baas. "Zij heeft de leiding over het onderzoek. Agent Sharp ken je natuurlijk. En Sam Green werkt voor tech." De lange man met de pen achter zijn oor, die achter de anderen zat, zwaaide beleefd, maar zweeg.

Foucault knikte hen om beurten beleefd toe. Vervolgens zei hij: "Jammer dat we elkaar niet ontmoeten onder betere omstandigheden. Ik heb wat meer informatie sinds de laatste keer dat we elkaar spraken. Het vermiste meisje heet Marion Lucas. Vierentwintig jaar oud. We wachten nog op enkele tests, maar ik kan je met relatieve zekerheid vertellen dat het lichaam dat we gisteren hebben gevonden overeenkomt met de foto's die we van de moeder van Marion hebben gekregen."

"Tijdens het gesprek zei je iets over ondiepe sneden," zei agent Lee. Haar stem klonk afwachtend, en ze liet de stilte de ruimte tussen haar en de tv overnemen.

Voor het eerst vormden Foucaults lippen zich tot een dunne, grimmige lijn. "Ik zal iemand van het kantoor het rapport laten doorsturen." Hij schudde zijn hoofd lichtjes, waardoor er een lok glad haar over zijn ogen viel die hij met één hand weer achterover streek. Hij zuchtte erbij. "Ik moet jullie wel waarschuwen. Het is geen prettig gezicht."

Adele schraapte haar keel. "Weet u zeker dat ze vierentwintig was?"

Iedereen keek Adele aan alsof het hen verbaasde dat ze tussenbeide kwam. Een onuitgesproken ritme beheerste dit soort gesprekken, waarin een soort hiërarchie het tempo van het gesprek en de toestemming om te spreken bepaalde. Maar het laatste waar Adele op dit moment aan dacht, was kantooretiquette.

399 ₽
Возрастное ограничение:
18+
Дата выхода на Литрес:
04 января 2021
Объем:
292 стр. 4 иллюстрации
ISBN:
9781094344904
Правообладатель:
Lukeman Literary Management Ltd
Формат скачивания:
epub, fb2, fb3, ios.epub, mobi, pdf, txt, zip

С этой книгой читают

Эксклюзив
Черновик
4,7
183
Хит продаж
Черновик
4,9
506