Читать книгу: «Eens gelokt», страница 4

Шрифт:

De kamer was te heet, en ze voelde het zweet tussen haar wenkbrauwen. Haar hart klopte angstig.

Het beraad duurde maar een paar minuten. Een van de commissieleden fluisterde naar de voorzitter. Ze draaide zich naar alle aanwezigen.

“Het verzoek is afgewezen,” zei ze. “Laten we beginnen met de volgende zaak.”

Riley’s adem stokte van de botheid van de vrouw, alsof deze zaak slechts ging om een parkeerboete. Maar ze herinnerde zichzelf aan het feit dat de commissie haast had om het rest van het werk te voltooien.

Riley stond op, en beide echtparen kwamen op haar afrennen. Melanie Betts gooide zichzelf in Riley’s armen.

“O dank je, dank je, dank je...” bleef ze zeggen.

De drie andere ouders gingen om haar heen staan, glimlachten door hun tranen heen en zeiden keer op keer “dank je”.

Ze zag dat Jake aan de zijkant van het gangpad stond. Zodra ze kon, ging ze weg bij de ouders en rende ze op hem af.

“Jake!” zei ze, terwijl ze hem een knuffel gaf. “Hoelang is het wel niet geleden?”

“Te lang,” zei Jake met een zijdelingse glimlach. “Jullie kinderen tegenwoordig schrijven of bellen nooit.”

Riley zuchtte. Jake had haar altijd als een dochter behandeld. En het was waar dat ze meer moeite had moeten doen om contact te onderhouden.

“Dus, hoe is het met je?” vroeg ze.

“Ik ben vijfenzeventig,” zei hij. “Mijn beide knieën en een heup zijn vervangen. Mijn ogen zijn slecht. Ik heb een gehoorapparaat en een pacemaker. En op jou na zijn al mijn vrienden gekrompen. Hoe denk je dat het gaat?”

Riley lachte. Hij was inderdaad flink ouder geworden sinds de laatste keer dat ze hem zag. Alsnog zag hij er niet zo breekbaar uit als hij deed klinken. Ze wist zeker dat hij nog steeds zijn vorige baan zou kunnen doen als hij nodig was.

“Nou, ik ben blij dat je jezelf hierbinnen hebt weten te praten,” zei ze.

“Je zou niet verbaasd moeten zijn,” zei Jake. “Ik ben tenminste zo'n gladde prater als die klootzak Mullins.”

“Je verklaring hielp echt,” zei Riley.

Jake haalde zijn schouders op. “Tja, ik wilde dat ik hem had kunnen opfokken. Ik had het geweldig gevonden om hem te zien flippen met de commissie daar. Maar hij is kalmer en slimmer dan ik me herinner. Misschien heeft hij dat in de gevangenis geleerd. Hoe dan ook, we hebben een goed oordeel gekregen zonder dat het nodig was om hem te laten doordraaien. Misschien blijft hij wel voor altijd achter de tralies.”

Riley zei even niks. Jake keek haar nieuwsgierig aan.

“Is er iets wat je me niet vertelt?” vroeg hij.

“Ik ben bang dat het niet zo simpel ligt,” zei Riley. “Als Mullins maar punten blijft scoren voor goed gedrag, dan wordt hij waarschijnlijk binnen een jaar verplicht vrijgelaten. Er is niks wat jij of ik of wie dan ook daar aan kan doen.”

“Jezus,” zei Jake, terwijl hij net zo boos en verbitterd keek als al die jaren geleden.

Riley wist precies hoe hij zich voelde. Het was hartverscheurend om voor te stellen dat Mullins vrij zou zijn. De kleine overwinning van vandaag leek nu meer bitter dan zoet.

“Nou, ik moet gaan,” zei Jake. “Het was heel leuk om je weer te zien.”

Riley keek verdrietig hoe haar oude partner wegliep. Ze begreep waarom hij niet bleef rondhangen om zich over te geven aan negatieve gevoelens. Dat was gewoon niet hoe hij was. Ze nam zich voor om snel contact met hem op te nemen.

Ze probeerde ook de positieve kant in te zien. Na vijftien lange jaren hadden de Betts en Harters haar eindelijk vergeven. Maar het voelde voor Riley niet alsof ze die vergeving meer verdiende dan Larry Mullins.

Precies toen werd Larry Mullins naar buiten geleid in handboeien.

Hij draaide zich naar haar en lachte breed, en bewoog zijn lippen met de zachte boosaardige woorden.

“Tot volgend jaar.”

HOOFDSTUK ZEVEN

Riley was in haar auto en onderweg naar huis toen Bill belde. Ze zette haar telefoon op luidspreker.

“Wat is er aan de hand?” vroeg ze.

“We hebben nog een lichaam gevonden,” zei hij. “In Delaware.”

“Was het Meara Keagan?” vroeg Riley.

“Nee. We hebben nog geen identificatie van het slachtoffer. Deze is net als de andere twee, maar dan erger.”

Riley liet de zwaarte van de situatie tot haar doordringen. Meara Keagan werd nog steeds gevangen gehouden. Misschien hield de moordenaar ook nog andere vrouwen vast. Het was in ieder geval zeker dat de moorden door zouden gaan. Maar hoeveel moorden, daar kon ze alleen naar raden.

Bills stem was geagiteerd.

“Riley, ik word helemaal gek hier,” zei hij. “Ik weet dat ik niet helder na kan denken. Lucy helpt me prima hoor, maar ze is echt nog een groentje.”

Riley begreep precies hoe hij zich voelde. De ironie van de situatie was bijna tastbaar. Hier zat zij zichzelf af te kraken over de Larry Mullinszaak. Ondertussen had Bill in Delaware het gevoel dat zijn eigen falen een derde vrouw het leven had gekost.

Riley dacht aan de rit naar waar Bill was. Het zou waarschijnlijk bijna drie uur duren om daar te komen.

“Ben je klaar daar?” vroeg Bill.

Riley had aan Bill en Brent Meredith verteld dat ze vandaag in Maryland zou zijn voor de hoorzitting.

“Ja,” zei ze.

“Mooi,” zei Bill. “Ik heb een helikopter gestuurd op je op te pikken.”

“Je hebt wat?” zei Riley verbouwereerd.

“Er is een privévliegveld vlakbij je. Ik sms je de locatie. De helikopter is er waarschijnlijk al. Een kadet is meegevlogen om je auto terug te rijden.”

Zonder een verder woord hing Bill op.

Riley reed even in stilte. Ze was opgelucht geweest dat de hoorzitting in de ochtend al klaar was. Ze wilde thuis zijn wanneer haar dochter uit school kwam. Er was gister geen ruzie meer geweest, maar April had ook niet veel gezegd. Vanochtend was Riley voordat April wakker was al de deur uit.

Maar de keuze was duidelijk al voor haar gemaakt. Klaar of niet, ze was nu betrokken bij de zaak. Ze zal later met April moeten praten.

Maar ze hoefde niet lang na te denken voordat het allemaal precies goed voelde. Ze draaide haar auto om en volgde de routebeschrijving die Bill had gestuurd. Het beste medicijn voor haar gevoel van falen zou zijn om een andere moordenaar voor het gerecht te brengen–voor echte rechtvaardigheid.

Het was tijd.

*

Riley keek neer op het dode meisje dat lag op de houten kioskvloer. Het was een heldere, frisse ochtend. De kiosk stond op een paviljoen in het midden van het dorpsplein, omringd door bomen en goed onderhouden gras.

Het slachtoffer zag er schrikbarend hetzelfde uit als de meisjes op de foto’s die Riley had gezien van de twee eerdere slachtoffers de laatste maanden. Ze lag met haar gezicht omhoog en was zo uitgemergeld dat ze wel gemummificeerd leek. Haar vieze, gescheurde kleding had misschien ooit goed gepast, maar was nu belachelijk groot. Ze had oude littekens en meer recente wonden van wat leek op zweepslagen.

Riley dacht dat ze ongeveer zeventien was, dezelfde leeftijd als de andere twee slachtoffers.

Of misschien niet, dacht ze.

Meara Keagan was immers vierentwintig. Misschien veranderde de moordenaar zijn MO. Dit meisje was zo verwelkt dat Riley haar leeftijd niet kon vaststellen.

Riley stond tussen Bill en Lucy.

“Ze lijkt meer uitgehongerd dan de andere twee,” merkte Bill op. “Hij heeft haar vast veel langer vastgehouden.”

Riley hoorde het enorme zelfverwijt in Bills woorden. Ze keek naar haar partner. De bitterheid was ook op zijn gezicht af te lezen. Riley wist wat Bill dacht. Dit meisje was sowieso nog in leven en in gevangenschap geweest toen hij de zaak onderzocht en niks had kunnen vinden. Hij gaf zichzelf de schuld voor haar dood.

Riley wist dat hij zichzelf niet de schuld moest geven. Toch wist ze niet wat ze moest zeggen om hem zich beter te laten voelen. Ze had zelf nog een nare nasmaak van haar eigen spijt om de Larry Mullinszaak.

Riley draaide zich om om de omgeving te bestuderen. Vanaf hier was het enige gebouw dat zichtbaar was de rechtbank aan de andere kant van de straat: een groot stenen gebouw met een grote klokkentoren. Redditch was een charmant klein dorpje. Riley was niet echt verbaasd dat het lichaam hier midden in de nacht heen gebracht zou kunnen worden zonder dat iemand het merkte. Het hele dorp zou diep in slaap zijn geweest. Het plein was omringd door bestrating, dus er waren geen voetafdrukken van de moordenaar te vinden.

De plaatselijke politie had het plein met lint afgezet en hield toeschouwers weg. Maar Riley kon zien dat er zich al pers verzamelde buiten het lint.

Ze maakte zich zorgen. Tot nu toe hadden de media nog niet doorgehad dat de vorige twee moorden en de verdwijning van Meara Keagan allemaal verbonden waren. Maar met deze nieuwe moord zou er sowieso iemand zijn die het verband zou zien. Het zou vroeg of laat openbare kennis worden. Dan zou het onderzoek een stuk lastiger worden.

Vlakbij stond Redditchs politiechef, Aaron Pomeroy.

“Hoe en wanneer is het lichaam gevonden?” vroeg Riley hem.

“We hebben een stratenveger die nog voor de dauw aan het werk gaat. Hij heeft haar gevonden.”

Pomeroy zag er zwaar overstuur uit. Het was een oudere man met overgewicht. Riley ging ervan uit dat zelfs in een klein dorpje zoals dit, een agent van zijn leeftijd vast wel een of twee moorden had meegemaakt. Maar hij had waarschijnlijk nog nooit met zoiets schokkends te maken gehad.

Agent Lucy Vargas hurkte naast het lijk en bestudeerde het van dichtbij.

“Onze moordenaar is zeer zelfverzekerd,” zei Lucy.

“Waarom denk je dat?” vroeg Riley.

“Nou, hij stelt de lichamen tentoon,” zei ze. “Metta Lunoe werd in een open veld gevonden, Valerie Bruner langs de weg. Maar ongeveer de helft van de seriemoordenaars verplaatsen hun slachtoffers van de moordlocatie. Van degenen die dat doen, verbergt ongeveer de helft de lichamen. En de meeste lichamen die in het zicht liggen zijn gewoon gedumpt. Deze vertoning duidt erop dat hij best arrogant is.”

Riley was blij dat Lucy goed opgelet had tijdens de les. Maar om een of andere reden dacht ze niet dat het de moordenaar draaide om arrogantie. Hij probeerde niet op te scheppen of de autoriteiten te bespotten. Hij had een andere reden. Riley wist nog niet wat het was.

Maar ze wist vrij zeker dat het iets te maken had met de manier waarop het lichaam neergelegd was. Het was zowel onhandig als weloverwogen. De linkerarm van het meisje lag recht boven haar hoofd uitgestrekt. Haar rechterarm was ook recht, maar was lichtelijk naar de zijkant van haar lichaam gelegd. Zelfs het hoofd met gebroken nek was recht gelegd om op één lijn met de rest van het lichaam te liggen.

Riley dacht terug aan de foto’s van de andere slachtoffers. Ze zag dat Lucy een tablet mee had.

Riley vroeg haar, “Lucy, zou je de foto’s van de andere twee lichamen kunnen laten zien?”

Het duurde Lucy maar een paar seconden. Riley en Bill gingen naast Lucy staan om de twee afbeeldingen te bekijken.

Bill wees en zei, “Metta Lunoe’s lichaam was het spiegelbeeld van deze: rechterarm omhoog, linkerarm aan de zijkant van het lichaam. De rechterarm van Valerie Bruner wees omhoog, maar haar linkerarm was over haar lichaam heen geplaatst, en wees naar beneden.”

Riley bukte neer, pakte de pols van het lijk en probeerde deze te bewegen. De hele arm was bewegingsloos. De rigor mortis was al compleet. Alleen een medisch onderzoeker zou de precieze tijd van overlijden kunnen bepalen, maar Riley wist vrij zeker dat het meisje ten minste negen uur dood was. En net als de andere meisjes, was ze naar deze plek gebracht kort nadat ze gedood was.

Hoe langer ze keek, hoe meer iets aan Riley knaagde. De moordenaar had zoveel moeite gedaan bij het neerleggen van het lichaam. Hij had het lichaam het plein opgedragen, zes trappen op, en had het zorgvuldig geplaatst. Alsnog was de algehele positie niet logisch.

Het lichaam lag niet op een lijn met een van de muren van het paviljoen. Er was geen verband met de opening van het paviljoen of met de rechtbank of met iets anders wat Riley kon zien. Het leek in een willekeurige hoek neergelegd.

Maar deze vent doet niks willekeurig, dacht ze.

Riley had het gevoel dat de moordenaar een boodschap probeerde te communiceren. Maar ze had geen idee wat dat zou kunnen zijn.

“Wat denk jij van deze houdingen?” vroeg Riley aan Lucy.

“Ik weet het niet,” zei Lucy. “Niet veel moordenaars leggen hun lichamen in een pose. Het is opmerkelijk.”

Ze is echt nog heel nieuw in deze baan, herinnerde Riley zichzelf.

Lucy had nog niet begrepen dat de opmerkelijke zaken precies waren waar zij voor opgeroepen werden. Voor doorwinterde agenten zoals Riley en Bill, was de eigenaardigheid allang normaal geworden.

Riley zei, “Lucy, laten we eens naar de kaart kijken.”

Lucy bracht de kaart naar voren waarop de locaties van de andere twee lichamen stonden aangegeven.

“De lichamen zijn in een best klein cluster neergelegd,” zei Lucy, terwijl ze weer wees. “Valerie Bruner is minder dan vijftien kilometer van Metta Lunoe vandaan gevonden. En deze is weer minder dan vijftien kilometer van de vindplaats van Valerie Bruner.”

Riley zag dat Lucy gelijk had. Daarentegen was Meara Keagan best een aantal kilometers verder noordelijk verdwenen, in Westree.

“Ziet iemand verband tussen deze locaties?” vroeg Riley aan Bill en Lucy.

“Niet echt,” zei Lucy. “Metta Lunoe’s lichaam werd gevonden in een veld buiten Mowbray. Valerie Bruner lag net aan de rand van een snelweg. En deze ligt middenin een klein dorp. Het is bijna alsof de moordenaar op zoek is naar plekken die niks met elkaar te maken hebben.”

Precies toen hoorde Riley geschreeuw vanuit de menigte van toeschouwers.

“Ik weet wie het gedaan heeft! Ik weet wie het gedaan heeft!”

Riley, Bill en Lucy draaiden zich alle drie om om te kijken. Een jonge man stond te zwaaien en schreeuwen achter het lint.

“Ik weet wie het gedaan heeft!” riep hij weer.

HOOFDSTUK ACHT

Riley keek met zorgvuldige blik naar de man die schreeuwde. Ze zag dat verschillende mensen om hem heen knikten en mompelden in overeenstemming.

“Ik weet wie het gedaan heeft! We weten allemaal wie het gedaan heeft!”

“Josh heeft gelijk,” zei een vrouw naast hem. “Het moet Dennis zijn.”

“Hij is echt een mafkees,” zei een andere man. “Die vent is altijd al een tikkende tijdbom geweest.”

Bill en Lucy haastten zich naar de rand van het plein waar de man stond te schreeuwen, maar Riley bleef staan. Ze riep naar een van de politieagenten bij het lint.

“Breng hem hierheen,” zei zei, terwijl ze naar de schreeuwende man wees.

Ze wist dat het belangrijk was om hem van de groep te scheiden. Als iedereen zou bijvallen met verhalen, zou het onmogelijk worden om de waarheid te achterhalen. Als er überhaupt al waarheid zat in al dit geschreeuw.

Bovendien verzamelden zich al verslaggevers om hem heen. Riley ging de man echt niet ondervragen recht onder hun neuzen.

De politieagent tilde het lint op en begeleidde de man naar hen.

Hij riep nog steeds, “We weten allemaal wie het gedaan heeft! We weten allemaal wie het gedaan heeft!”

“Word even rustig,” zei Riley, en ze pakte hem bij de arm en leidde hem ver genoeg weg van de toeschouwers om ongehoord te kunnen praten.

“Vraag wie dan ook over Dennis,” zei de geagiteerde man. “Hij is een einzelgänger. Hij is raar. Meisjes zijn bang van hem. En vrouwen raken geërgerd.”

Riley pakte haar notitieblok erbij, en Bill ook. Ze zag de intense interesse in Bills ogen. Maar ze wist dat ze het beter langzaamaan konden doen. Ze wisten nog amper iets. Bovendien was de man zo geagiteerd dat Riley argwanend was over zijn oordeel. Ze moest het horen van een meer neutraal iemand.

“Wat is zijn volledige naam?” vroeg Riley.

“Dennis Vaughn,” zei de man.

“Blijf met hem praten,” zei Riley tegen Bill.

Bill knikte en bleef aantekeningen maken. Riley liep terug naar het paviljoen, waar politiechef Aaron Pomeroy nog steeds naast het lichaam stond.

“Chef Pomeroy, wat kun je me vertellen over Dennis Vaughn?”

Aan zijn gezichtsuitdrukking kon Riley zien dat die naam hem maar al te bekend voorkwam.

“Wat wil je van hem weten?” vroeg hij.

“Denk je dat hij een oprechte verdachte kan zijn?”

Pomeroy kraste zijn hoofd. “Nu je het zegt, misschien. Het is tenminste de moeite waard om met hem te praten.”

“Waarom?”

“Nou, we hebben al jaren problemen met hem. Exhibitionisme, ongepast gedrag, dat soort dingen. Een paar jaar geleden werd hij gepakt voor gluren, en heeft hij wat tijd doorgebracht in het Delaware Psychiatrisch Centrum. Vorig jaar raakte hij geobsedeerd met een cheerleader van de middelbare school, hij schreef haar brieven en stalkte haar. De familie van het meisje haalde een contactverbod, maar hij negeerde dit. Dus hij moest zes maanden naar de gevangenis.”

“Wanneer werd hij vrijgelaten?” vroeg ze.

“Afgelopen februari.”

Riley raakte meer en meer geïnteresseerd. Dennis Vaughn was kort voordat de moorden waren begonnen uit de gevangenis gekomen. Was het puur toeval?

“Meisjes en vrouwen uit de buurt beginnen te klagen,” zei Pomeroy. “Blijkbaar neemt hij foto’s van ze. Het is niet iets waarvoor we hem kunnen arresteren–nog niet tenminste.”

“Wat kun je me nog meer over hem vertellen?” vroeg Riley.

Pomeroy haalde zijn schouders op. “Tja, hij is best wel een nietsnut. Hij is denk ik iets van dertig jaar oud en heeft nog nooit een baan weten te houden. Hij leeft op zak van familie in het dorp; tantes, ooms, grootouders. Ik heb gehoord dat hij erg chagrijnig is de laatste tijd. Hij neemt het het hele dorp kwalijk dat hij naar de gevangenis moest. Hij blijft maar zeggen ‘Een van deze dagen.’”

“‘Een van deze dagen’ wat?” vroeg Riley.

“Dat weet niemand. Mensen noemen hem een tikkende tijdbom. Ze weten niet wat hij zou kunnen doen. Maar zover we weten is hij nooit echt gewelddadig geweest.”

Riley’s gedachten werkten op volle vaart en probeerden dit mogelijke nieuwe aanknopingspunt te begrijpen.

Ondertussen waren Bill en Lucy klaar met praten met de man en kwamen ze op Riley en Pomeroy aflopen.

Bill keek stralend en zelfverzekerd–een groot verschil met zijn sombere houding van de laatste tijd.

“Dennis Vaughn is onze moordenaar,” zei hij tegen Riley. “Alles wat die man net zei past precies in het profiel.”

Riley antwoordde niet. Het leek waarschijnlijk, maar ze wist dat ze geen overhaaste conclusies moest trekken.

Bovendien maakte de zekerheid in Bills stem haar nerveus. Sinds ze hier vanochtend was aangekomen, had ze het gevoel gehad dat Bill op het punt stond om ineens uit de slof te schieten. Het was begrijpelijk gezien zijn persoonlijke betrokkenheid bij de zaak, met name het schuldgevoel dat hij het niet eerder had opgelost. Maar het zou ook een serieus probleem kunnen worden. Ze had juist nodig dat hij zijn stabiele zelf was.

Ze draaide zich naar Pomeroy.

“Kun je ons vertellen waar we hem kunnen vinden?”

“Tuurlijk,” zei Pomeroy, terwijl hij wees. “Loop de hoofdstraat af totdat je bij Brattleboro komt. Ga naar links, en dan woont hij in het derde huis rechts.”

Riley zei tegen Lucy, “Blijf hier en wacht op het team van de medisch onderzoeker. Ze kunnen het lichaam meteen meenemen. We hebben genoeg foto’s.”

Lucy knikte.

Bill en Riley liepen naar het politielint, waar verslaggevers zich over elkaar heen struikelden met camera’s en microfoons.

“Heeft de FBI een verklaring af te leggen?” vroeg een van hen.

“Nog niet,” zei Riley.

Zij en Bill doken onder het lint door en baanden hun een weg tussen de verslaggevers en toeschouwers.

Een andere verslaggever riep, “Heeft deze moord iets te maken met de moorden van Metta Lunoe en Valerie Bruner?”

“Of met de vermissing van Meara Keagan?” vroeg een ander.

Riley werd nijdig. Het zou niet lang duren voordat het nieuws van een seriemoordenaar in Delaware zich zou verspreiden.

“Geen commentaar,” snauwde ze naar de verslaggevers. Toen voegde ze toe, “Als jullie ons blijven volgen, dan arresteer ik jullie voor belemmering van het onderzoek. Dat heet belemmering van justitie.”

De verslaggevers deinsden terug. Riley en Bill maakten zichzelf los van de kleine menigte en vervolgden hun weg. Riley wist dat ze niet veel tijd zouden hebben voordat er andere, meer agressieve verslaggevers op locatie zouden aankomen. Ze zouden vast te maken krijgen met veel media-aandacht.

Het was maar een korte wandeling naar het huis van Dennis Vaughn. Na slechts drie straten kwamen ze bij Brattleboro en gingen ze links.

Vaughns huis was een vervallen bouwval met een sterk ingedeukt tinnen dak, met afbladderende witte verf en een ingezakte veranda. Het gras en onkruid kwam tot kniehoogte, en een oude, versleten uitziende Plymouth Valiant stond geparkeerd op de oprit. Het voertuig was zeker weten groot genoeg om uitgemergelde lijken te verplaatsen.

Bill en Riley liepen de veranda op en klopten op de hordeur.

“Wat mot je?” riep een stem van binnen.

“Spreken we met Dennis Vaughn?” antwoordde Bill.

“Ja, misschien. Waarom?”

Riley zei, “We zijn van de FBI. We willen met je praten.”

De voordeur ging open. Dennis Vaughn stond achter de hordeur, die nog steeds dicht was. Het was een onsmakelijk uitziende jonge man, met overgewicht en een vieze baard. Overmatige lichaamsbeharing stak onder zijn met eten bevlekte hemd uit.

“Waar gaat dit over?” vroeg Vaughn met een humeurige, bevende stem. “Komen jullie me arresteren of wat?”

“We hebben gewoon wat vragen,” zei Riley, terwijl ze haar penning liet zien. “Kunnen we binnenkomen?”

“Waarom zou ik jullie binnenlaten?” vroeg Vaughn.

“Waarom zou je ons niet binnenlaten?” vroeg Riley. “Je hebt toch niks te verbergen, of wel?”

“We kunnen wel terugkomen met een gerechtelijk bevel,” voegde Bill toe.

Vaughn schudde zijn hoofd en gromde. Hij haalde de hordeur van de haak en Bill en Riley stapten naar binnen.

Vanbinnen was het huis nog meer vernield. Het behang bladderde van de muur af, en de vloer zat vol met gaten. Er was amper meubilair, alleen een paar kapotte stoelen en een bank waarvan de vulling uitpuilde. Er lagen overal borden en kommetjes, sommige met beschimmeld eten erin. De lucht was gevuld met onprettige geuren.

Wat Riley meteen opviel waren de tientallen foto’s die willekeurig met punaises op de muur zaten. Ze waren allemaal van vrouwen en meisjes in gewone, nietsvermoedende poses.

Vaughn zag Riley’s interesse in de foto’s.

“Dat is mijn hobby,” zei hij. “Is daar iets mis mee?”

Riley antwoordde niet, en Bill zei niks. Riley betwijfelde of er iets illegaals aan de foto’s zelf was. Het zag ernaar uit dat ze allemaal buiten genomen waren, op openbare plekken en overdag, en geen enkele was daadwerkelijk aanstootgevend. Alsnog, het feit dat je foto’s maakte van nietsvermoedende vrouwen en meisjes zonder toestemming vond Riley maar erg akelig.

Vaughn ging zitten op een houten stoel, die kraakte onder zijn gewicht.

“Jullie zijn hier om me van iets te beschuldigen,” zei hij. “Dus waar wachten jullie op?”

Riley ging zitten op een andere krakkemikkige stoel tegenover hem. Bill stond naast haar.

“Waar denk je dat we je van komen beschuldigen?” vroeg ze.

Het was een ondervragingstechniek waarmee ze in het verleden veel succes had gehad. Soms was het het beste om niet meteen directe vragen over de zaak te stellen. Soms was het beter om een mogelijke verdachte aan het praten te krijgen totdat hij zichzelf verraadde met zijn eigen woorden.

Vaughn haalde zijn schouders op.

“Het een of het ander,” zei hij. “Het is altijd wel iets. Iedereen begrijpt het altijd verkeerd.”

“Begrijpt wat verkeerd?” vroeg Riley, die nog steeds hem probeerde te verleiden tot praten.

“Ik hou van meisjes, oké?” zei hij. “Welke man van mijn leeftijd niet? Waarom denken mensen dat alles wat ik doe fout is, puur omdat ik het doe?”

Hij keek om zich heen naar sommige van de foto’s, alsof hij hoopte dat ze tot zijn verdediging zouden komen. Riley wachtte gewoon totdat hij door zou gaan met praten. Ze hoopte dat Bill hetzelfde zou doen, maar haar partner was gespannen en voelbaar ongeduldig.

“Ik probeer aardig te zijn tegen meisjes,” zei hij. “Kan ik er wat aan doen dat ze het niet begrijpen.”

Zijn stem was traag, log zelfs. Riley wist vrij zeker dat hij niet onder de invloed van drank of drugs was. Misschien was hij geestelijk wat beperkt of had hij een neurologisch probleem.

“Waarom denk je dat mensen je anders behandelen?” zei Riley, terwijl ze meevoelend probeerde te klinken.

“Hoe moet ik dat weten?” zei Vaughn, weer zijn schouders ophalend.

Toen voegde hij bijna onhoorbaar toe...

“Een van deze dagen.”

“‘Een van deze dagen’ wat?” vroeg Riley.

Vaughn haalde weer zijn schouders op. “Niks. Ik bedoel er niks mee. Maar een van deze dagen. Dat is alles wat ik zeg.”

Riley voelde zich hoopvol omdat zijn praten onzinnig werd. Dat gebeurde vaak vlak voordat een verdachte zichzelf echt verraadde.

Maar voordat Vaughn meer kon zeggen, stapte Bill dreigend op hem af.

“Wat weet je van de moorden op Metta Lunoe en Valerie Bruner?”

“Ik heb nog nooit van ze gehoord,” zei Vaughn.

Bill boog zich onaangenaam dichtbij hem en staarde in zijn ogen. Riley maakte zich nu zorgen. Ze wilde Bill zeggen dat hij moest kappen. Maar zich ermee bemoeien zou het alleen maar erger kunnen maken.

“En Meara Keagan?” vroeg Bill.

“Ik heb ook nog nooit van haar gehoord.”

Bill praatte nu luider.

“Waar was je afgelopen donderdagavond?”

“Weet ik niet.”

“Je bedoelt dat je niet thuis was?”

Vaughn zweette nerveus. Zijn ogen waren groot van angst.

“Misschien niet. Ik hou het niet bij. Soms ga ik naar buiten.”

“Waar ga je heen?”

“Ik rij rond. Ik ga graag het dorp even uit. Ik haat dit dorp. Ik wou dat ik ergens anders kon wonen.”

Bill spuugde zijn volgende vraag in Vaughns gezicht.

“En waar reed je rond afgelopen donderdag?”

“Weet ik niet. Ik weet niet eens of ik die avond wel aan het rondrijden was.”

“Je liegt,” schreeuwde Bill. “Je reed bij Westree, of niet? Je hebt een leuk meisje daar gevonden, of niet soms?”

Riley schoot uit haar stoel. Bill had duidelijk de controle verloren. Ze moest hem tegenhouden.

“Bill,” zei ze zachtjes, en ze pakte hem bij de schouder.

Bill duwde haar hand weg. Hij gooide Vaughn in de stoel om. De al vervallen stoel viel in stukken uiteen. Vaughn lag even uitgestrekt op de grond. Toen pakte Bill hem bij zijn hemd, sleepte hij hem door de kamer, en duwde hem met zijn rug tegen de muur.

“Bill, stop,” riep Riley.

Bill drukte Vaughn tegen de muur. Riley was bang dat hij zijn wapen zou trekken.

“Bewijs het!” gromde Bill.

Het lukte Riley om tussen Bill en Vaughn in te komen. Ze duwde Bill hard terug.

“Genoeg!” snauwde ze luid. “We gaan!”

Bill staarde naar haar, zijn ogen groot van woede.

Riley draaide zich naar Vaughn en zei “Het spijt me. Het spijt mijn partner. We gaan nu.”

Zonder te wachten op antwoord van Vaughn, duwde Riley Bill naar de voordeur, en toen de veranda op.

“Wat is er in godsnaam met je aan de hand?” siste ze naar hem.

“Wat is er met jou aan de hand? Laat me terug naar binnen. We hebben hem. Ik weet dat we hem hebben. We laten hem zijn rijbewijs laten zien, en kijken wat zijn middennaam is.”

“Nee,” zei Riley. “We laten hem helemaal niks. Jezus, Bill, je kunt voor dit gedrag je penning verliezen. Je weet wel beter.”

Bil keek alsof hij zijn oren niet kon geloven. “Waarom?” eiste hij. “We hebben hem. We kunnen een bekentenis krijgen.”

Riley had zin om hem door elkaar te schudden.

“Dat weten we niet. Misschien is hij degene die we zoeken, maar ik denk het niet.”

“Waarom in godsnaam niet?”

“Om te beginnen is zijn auto te makkelijk te zien en onthouden.”

Bill dacht even na.

“Dus hij heeft een andere auto gebruikt.”

“Misschien, maar hij lijkt me niet geordend genoeg om zoveel moorden uit te voeren zonder gepakt te worden.”

“Misschien is dat gewoon toneelspel.”

Riley raakte nu ongeduldig over Bills weerstand.

“Bill, denk even aan hoe netjes al deze lichamen waren neergelegd. Zo netjes uitgestrekt. Armen in precieze positie geplaatst.”

“Hij zou dat gedaan kunnen hebben.”

Riley zuchtte hardop. Bill was echt koppig.

“Ik denk niet dat hij dat zou kunnen,” zei Riley. “Kijk maar naar zijn huis. Niks is netjes geplaatst, zelfs de foto’s niet. Niets ziet eruit alsof het met intentie is gedaan. Helemaal niets.”

“Behalve dan dat hij de intentie heeft om te moorden,” zei Bill. Hij was nog steeds boos, maar Riley zag dat hij tot rust kwam.

“Bill,” zei ze. “Er is een doel dat deze moordenaar voortdrijft, een motivatie voor wat hij doet. Tot nu toe kunnen we de redenen niet raden, maar ik ga erachter proberen te komen.”

Bill en Riley zeiden allebei geen woord tijdens de wandeling terug. Toen het dorpsplein weer in zicht kwam, zag Riley dat het busje van de medisch onderzoeker was aangekomen en dat het lichaam was meegenomen.

Riley voelde zich erg overstuur. De ondervraging was een ramp geweest, en ze had geen idee of Dennis Vaughn wel of niet hun verdachte was.

Riley’s zorgen kwamen in de buurt van paniek.

Als ik niet op Bill kan rekenen, op wie dan wel?

Бесплатный фрагмент закончился.

299 ₽
Возрастное ограничение:
0+
Дата выхода на Литрес:
15 апреля 2020
Объем:
261 стр. 2 иллюстрации
ISBN:
9781094304298
Правообладатель:
Lukeman Literary Management Ltd
Формат скачивания:
epub, fb2, fb3, ios.epub, mobi, pdf, txt, zip

С этой книгой читают

Новинка
Черновик
4,9
181