Читать книгу: «Congres in Mexico»
Inhoud
Colofon 2
Hoofdstuk 1 3
Hoofdstuk 2 9
Hoofdstuk 3 19
Hoofdstuk 4 31
Hoofdstuk 5 52
Colofon
Alle rechten op verspreiding, met inbegrip van film, broadcast, fotomechanische weergave, geluidsopnames, electronische gegevensdragers, uittreksels & reproductie, zijn voorbehouden.
© 2022 novum publishing
ISBN drukuitgave: 978-3-99107-754-1
ISBN e-book: 978-3-99107-755-8
Lectoraat: Ine van Gerwe
Vormgeving omslag: Anankkml | Dreamstime.com
Omslagfoto, lay-out & zetting: novum publishing
Hoofdstuk 1
Herbert Smit stapte in Groningen in de trein. Hij ging op weg naar Mexico voor een congres van longartsen. Hij was dan wel geen longarts, maar hij had als statisticus zoveel bijgedragen aan wetenschappelijk onderzoek dat hij was uitgenodigd samen met een longarts op dit mondiale congres een lezing te houden. Dat vond hij een hele eer, maar ook best spannend.
De coupé was nog leeg. Hij installeerde zich voor de lange reis naar Amsterdam, waar hij de bus naar Schiphol zou nemen. En dan nog eens vijftien uur vliegen naar Mexico City. Vlak voordat de trein vertrok, stapte een dame in, een jonge dame. Na het “goedemorgen”, “goedemorgen”, hielp hij haar haar koffer in het bagagerek te leggen.
May Simons stapte in de trein waarin alleen maar een man zat, een man van haar leeftijd of iets ouder misschien, in de dertig dus, schatte ze. Ze had de merkwaardige gewoonte altijd de leeftijd van mensen te schatten. De man hielp haar galant met haar koffer, waarna ze zich installeerde voor de reis naar Amsterdam.
Herbert pakte uit zijn reistas een boekje over Mexico. Het is verstandig en leuk je tevoren te oriënteren op zo’n bestemming, maar door tijdgebrek was hij er niet toe gekomen. Maar nu in de trein, en vast ook later tijdens de vlucht, had hij er genoeg tijd voor. Ongetwijfeld een fascinerend land, waarvan hij heel weinig wist. Hij kwam niet verder dan dat het land voornamelijk tropisch was. En deels wat bergachtig. Mexico City lag op zo’n tweeduizend meter hoogte, wist hij nog van de Olympische spelen waar door de ijle lucht nogal wat records waren gevestigd. Wat plaatsen betreft, kwam hij niet verder dan de hoofdstad Mexico City en de mondaine badplaats Acapulco. Verder wist hij vaag iets van oude culturen: Maya’s, Azteken en zo. De voertaal was door de eeuwendurende Spaanse overheersing Spaans. Verder was hij niet gekomen. Dus maar goed studeren zodat hij wat meer had aan wat hij zou tegenkomen.
May pakte een tijdschrift over longziekten. Ze had een drukke tijd achter de rug met veel diensten, ook nachtdiensten, met een gebrek aan slaap, waardoor ze achter was geraakt met de vakliteratuur. En dat kwam slecht uit nu ze moest werken aan haar proefschrift. Dat lag er al te lang zonder dat het echt opschoot. De vraagstelling lag er, en nu moest ze aan de slag met het verzamelen van data. ‘En ik moet wat meer leren over statistiek en de verwerking van de data met de computer,’ verzuchtte ze: ‘Had ik op het college medische statistiek maar beter opgelet. Maar dat werd zo saai gebracht!’ Dat gereken was niets voor haar, maar het hoorde er nou eenmaal bij. Ze moest zich voor hulp maar wenden tot het universitaire rekencentrum, zoals een collega had gesuggereerd, bedacht ze.
Herbert en May waren beiden zo geconcentreerd aan het lezen, dat ze ongemerkt Assen passeerden, en ook Beilen. Daarna kwam de koffiekar langs. “Daar was ik aan toe,” merkte May op. “Ja, ik ook,” reageerde Herbert, waarna ze verder gingen met lezen en zwijgen.
Herbert keek eens tersluiks naar zijn medereizigster. Hij zag een knappe vrouw. Een jaar of dertig, dacht hij. Ze was tamelijk lang en had kort blond haar en blauwe ogen, zag hij toen ze even opkeek van haar tijdschrift. Mooie ogen. Net of ze voelde dat hij haar bestudeerde! ‘Grappig,’ dacht hij, ‘Ik heb haar beeld nu heel helder voor me, maar als we straks uitstappen, ben ik dat helemaal kwijt. Ships passing in the night.’ Dat had hij altijd in de trein en het fascineerde hem.
Ook May kon het niet laten Herbert stiekem te bekijken. Ze zag een goed geklede, knappe man met donker haar en bruine ogen. ‘Vast een zakenman of een wetenschapper,’ was haar oordeel. Ook May realiseerde zich de vergankelijkheid van hun samenzijn. ‘Eigenlijk best gek, ik heb een goed beeld van de man, maar geen idee wat voor mens het is. En zal dat ook nooit weten.’
Op station Zwolle was het druk, maar er kwam niemand bij in hun coupé.
“Het blijft lekker rustig,” merkte May overbodig op.
“Inderdaad,” was de reactie van Herbert, die zonder op te kijken doorging met lezen.
Eindelijk was hij dan onderweg na een erg drukke tijd. Het voorbereiden van deze reis had hij naast zijn gewone werk op het rekencentrum moeten doen. Natuurlijk moest de voordracht worden gemaakt. Dat betekende ook een samenvatting maken voor de proceedings van het congres en natuurlijk vooral de voordracht zelf, met zijn dia’s. Samen met zijn mede-spreker had hij daar veel uren aan besteed. Met plezier trouwens. Vervelender vond hij het organiseren van de reis. Hij kon zich weliswaar aansluiten bij een groepsreis, maar moest natuurlijk zelf nog voor allerlei reispapieren zorgen. Hij had nog op tijd gemerkt dat hij een nieuw paspoort nodig had. En die inentingen waren ook een gedoe. Maar goed, alles was nu in orde, nam hij aan.
May deed niet mee aan een groepsreis, zoals Herbert. Haar professor meende dat hij het zelf wel kon regelen voor zijn medewerkers. Althans, dat moest zijn secretaresse dan doen. Ook May vond het regelen van haar papieren en de inentingen het meeste gedoe. Ze kocht in verband met de ligging van Mexico wat op de warmte gerichte kleren en een goede zonnebril. En een nieuw fototoestel.
Amersfoort leverde twee medereizigers op die na een wat nurks “mogge” de krant gingen lezen.
In Amsterdam hielp Herbert May galant weer met haar koffer.
“Dag.”
“Dag.”
Omdat hij erg vroeg was, dronk Herbert in de restauratie nog een kop koffie voordat hij in de bus naar Schiphol stapte.
Op Schiphol had je de gebruikelijke drukte. Herbert zocht meteen de groep waaraan hij zou deelnemen en vond die tot zijn opluchting snel. Er waren al meer congresgangers. Ze werden hartelijk begroet door groepsleidster Miriam, een vlotte, doortastende, roodharige dertiger. Zij legde nog wat uit over de reis en heel kort over het verblijf in Mexico. Ze gaf vooral de geruststellende boodschap: “Volg mij maar.”.
May nam nadat ze was uitgestapt meteen de bus naar het vliegveld. Er was nog niemand van haar afdeling. Daarom dronk ze eerst maar een kop koffie. En ze liep even door de taxfree winkels, zonder iets te kopen. Terug in de vertrekhal, kwam ze collega Jan tegen. Dat gaf haar een veilig gevoel, steun, want ze had maar weinig reiservaring. Ze zochten uit vanaf welke pier ze zouden vertrekken en wachtten op de rest van het gezelschap. Die kwamen al snel en de professor nam meteen de leiding. Hij controleerde of iedereen zijn reispapieren in orde had.
Ze vlogen met een Boeing 747, een gigant met tegen de 400 passagiers, die in rijen van tien zaten. May had een plaats aan het raam. Het was helder weer, zodat ze Zandvoort beneden zich zag liggen toen ze de kust verlieten. Het zeer steile opstijgen beangstigde haar wel, maar dat hoorde er kennelijk bij.
Herbert had vliegangst en had behoorlijk de zenuwen bij het aan boord gaan. Vooral het steile opstijgen zorgde bij hem voor een panisch gevoel. Hij was blij dat hij geen plaats aan het raam had, want hij had er geen behoefte aan het land onder zich te zien wegglijden.
Ze vlogen zo hoog dat er niets was te zien, behalve een wolkendek. Herbert ging verder met lezen over Mexico. Zo nu en dan werd hij onderbroken door een stewardess die iets te eten of te drinken had aan te bieden.
May keek om zich heen. Een massa gezichten waarvan ze zich afvroeg wat ze gingen doen. Ze pakte een boek dat, niet toevallig, in Mexico speelde. Ze wist weinig van het land af en had zich door tijdgebrek ook niet met een reisgids kunnen inlezen. Hopelijk gaf deze roman een beeld van het land.
Ze maakten een tussenlanding in Montreal. Ze moesten er even uit omdat het vliegtuig moest worden getankt en er een nieuwe bemanning werd ingezet. Ze bleven maar een uurtje op het land en kwamen dus niet verder dan de aankomsthal van het vliegveld. ‘Maar ik ben in Canada geweest!’ stelde May vast.
Daarna vlogen ze naar Houston. Daar landden ze wel, maar ze moesten in het vliegtuig blijven.
De laatste etappe ging naar Mexico City. Het was inmiddels nacht. Er was onderweg niets te zien, behalve een keer een zee van lichtjes toen ze over een grote stad vlogen.
May viel in slaap na even naar een film te hebben gekeken, maar het verhaal boeide haar totaal niet. En ze was moe na de drukke diensten die ze had gehad en te weinig slaap in de afgelopen nacht.
Herbert was inmiddels door de informatie over Mexico heen. Hij had een hoop geleerd van dat land, waar hij zo weinig vanaf wist. Des te leuker was het dat hij het land nu kon verkennen, omdat ze na het congres nog een week het land gingen doorkruisen. De geschiedenis: zo’n 25.000 jaar voor Christus waren nomaden uit Azië naar Amerika gekomen. Herbert las over Olmteken, Zapoteken, Maya’s en Azteken. De geschiedenis was goed te reconstrueren door de vele tempels, piramides en diverse opgravingen. Na het congres zouden ze nog een trip door het land maken om de oudheden te bekijken. De Spaanse overheersing duurde eeuwen. In 1821 werd Mexico onafhankelijk, waarna het in 1824 een republiek werd, na een bittere strijd met de Spaanse overheersers. De vlag was opvallend: groen, wit, rood met een cactus en een adelaar die een slang in de bek heeft.
Herbert nam zijn lezing nog eens ter hand, maar kon zich niet concentreren. En ook kende hij de tekst wel uit zijn hoofd.
Het zicht in het donker op de enorm grote hoofdstad van Mexico was fascinerend. Al die lichtjes, de contouren van de stad, die langzaam met het dalen duidelijker werden. Om drie uur landden ze. Het regende. De ambtenaren van het vliegveld waren buitengewoon secuur, waardoor het heel lang duurde voordat ze naar hun hotel konden vertrekken. Voor de groepsreis, waaraan Herbert deelnam, stond er comfortabel een bus klaar, zodat ze snel in hun hotel aankwamen en nog redelijk op tijd hun bed konden opzoeken.
Maar het clubje van May, zij, de professor en een vrouwelijke en een mannelijke collega, moest zelf voor vervoer zorgen. Ze vonden een taxi. Zoals May later ontdekte, en gebruikelijk voor de taxi’s hier, een oud roestig kreng. De chauffeur reed hard en trok zich niets aan van verkeersregels, en ook dat bleek in Mexico de norm te zijn. May was dan ook opgelucht dat ze veilig bij hun hotel aankwamen. Toen de receptionist geen enkele haast maakte, en de boeking uitgebreid verifieerde, en daarna nog eens, was het ochtend voordat May doodmoe haar bed zag.
Hoofdstuk 2
Herbert werd om een uur of acht, plaatselijke tijd, wakker, nog lang niet uitgeslapen. De kamer was heel kaal, grauw behang, nauwelijks gemeubileerd met een bed, een tafeltje en twee stoelen en had een sombere uitstraling. Het uitzicht op een binnenplaats was bepaald treurig. Met grote letters werd gewaarschuwd om geen water uit de kraan te drinken. Gelukkig stond er wel een karaf met water. Die stond er echter al zo lang, dat het water niet echt fris was. Herbert nam een douche, schoor zich en ging kijken of er nog een ontbijt was te krijgen. Dat was zo en het was behoorlijk uitgebreid. Hij vond het wel absurd dat je voor een ei extra moest betalen. Hij zag geen mensen van zijn groep die hij al kende. Tijdens het ontbijt, bestudeerde Herbert het programma van het congres. Uiteraard begon dat met een officiële opening door een belangrijk iemand. Verder waren er op de eerste dag weinig lezingen waarin zijn vak data-analyse een hoofdrol speelde. Hij zou ter plaatse wel zien waar hij heen zou gaan. In ieder geval wilde hij sfeer proeven voordat hij later in de week zelf moest optreden.
May werd om 10 uur wakker. Ze was nog lang niet uitgeslapen, maar verder slapen was onmogelijk, want het verkeerslawaai was oorverdovend: Claxonneren, gierende remmen, politiefluitjes en veel geschreeuw. Ze keek uit het raam en zag een kruispunt, waarop vier agenten de zaak probeerden te regelen. Maar May had de indruk dat ze vooral tegengestelde aanwijzingen gaven. Wat een chaos! May had een ontzettende zin in koffie. Voor het ontbijt was ze te laat, nam ze aan, maar koffie moest toch wel te krijgen zijn. Ze douchte en trok een luchtig jurkje aan, omdat het nu al warm was. In de lounge trof ze collega Demi, ook heel slaperig. Ze konden koffie krijgen, met een koekje voor de honger. De koffie was van slechte kwaliteit, maar de dames kikkerden er wel wat van op.
“Waar ga jij heen vandaag?” vroeg May.
“Nou, eerst maar wachten op de heren. En met hen afspreken wie naar welke lezing gaat. En natuurlijk gaan we allemaal naar de opening. Daar maken ze vast een mooie show van.”
“En dan hebben we vanavond de receptie van de burgemeester. Als ik dan nog wakker ben,” zuchtte May, die nog een koffie bestelde.
“Ik zoek daar mijn vriendin, en oud-studiegenoot, uit Utrecht op. Misschien kan ik met haar eten na de receptie. Je kunt wel met ons meegaan, als je zin hebt,” zei Demi.
Na het ontbijt trof Herbert Gjalt, de longarts met wie hij de lezing zou houden. Die was te laat voor het ontbijt, daarom dronken ze koffie in de lounge. Ze pakten hun tas en gingen op weg naar het congresgebouw, dat onderdeel van de universiteit was. Het stikt in Mexico City van de taxi’s, die hun passagiers voor weinig geld door het razende verkeer voeren. De meeste taxi’s zijn stokoude, roestige kevers en voor de chauffeurs telt alleen maar het recht van de sterkste, concludeerden ze.
May en Demi hoefden niet lang op de heren te wachten. Professor Martijn begroette ze joviaal: “Een goede morgen, dames. Een beetje uitgeslapen?” “Goedemorgen Professor, dag Jan,” groetten ze terug.
“We zijn niet op de kliniek, dus zeg maar Klaas,” zei de professor nogal populair: “En zullen we meteen maar naar het congres gaan? Dan zijn we lekker vroeg en kunnen we de situatie verkennen en wat acclimatiseren.”
Ze propten zich in een taxi en raasden richting congrescentrum. Ze reden langs het Olympisch stadion.
“Hier sprong dus de Amerikaan Bob Beamon zijn sensationele wereldrecord verspringen. Dat kan door de ijle lucht die je hier op 2000 meter hoogte hebt. Weinig weerstand dus. Hebben jullie last van de ijle lucht?” vroeg Jan.
De anderen merkten op alleen in het begin wat ademhalingsproblemen te hebben gehad. Dat was nu wel over.
Het was druk bij het congresgebouw. Er werden zo’n 2500 mensen verwacht uit een zestigtal landen. Ze vonden na enig voordringen een plek in de grote zaal. Die was te klein om alle deelnemers te bergen, maar via een video-verbinding was de opening en waren de lezingen in een tweede zaal te volgen. De voertaal was Engels met simultane vertalingen in het Spaans, Frans en Duits. De opening werd verricht door de Mexicaanse minister van gezondheid, na een uitgebreide inleiding door de voorzitter van het organisatiecomité. Het was uniek dat zo’n congres hier in Mexico werd gehouden, benadrukten beide sprekers, maar zeer verdiend voor dit gastvrije land waar de wetenschapsbeoefening op hoog niveau stond. Zij wensten de deelnemers een mooi en vruchtbaar congres toe. “En geniet van dit prachtige land!” De voorzitter van het lokale organisatiecomité dankte voor de vriendelijke woorden en had nog wat mededelingen van organisatorische aard. Daarna verspreidden de deelnemers zich over de vele parallellezingen.
Hoewel Herbert door zijn nauwe contacten met een paar mensen van de afdeling longziekten redelijk thuis was in de materie, kon hij de lezingen door al die vaktaal slecht volgen. Hij besloot dan ook de laatste lezing voor de lunchpauze te laten lopen. Hij verkende lopend de omgeving van het congresgebouw. Zoals overal in deze gigantische stad, was de indruk vooral een van chaos. Hij had best trek in een hartig Mexicaans hapje, maar durfde dat niet bij een stalletje aan de straat te kopen. Vele mensen deden dat wel, zag hij, maar dat waren mogelijk Mexicanen die het lokale voedsel gewend waren. Een cafetaria of een restaurant zag hij niet. Ook geen terrasje om even iets fris te drinken. Een bakker of slager zag hij evenmin; dus maar wachten tot hij op de receptie wat te drinken en een lekker hapje kreeg.
De deelnemers aan zijn groep verzamelden zich na afloop van de middagsessie en werden keurig met de bus gebracht naar de plaats waar de receptie werd gehouden. De reisorganisatie had alles perfect geregeld, waarvoor Miriam lof werd toegezwaaid.
May volgde alle lezingen. Het was heel boeiend omdat het onderwerp van een van de sessies raakte aan haar eigen onderzoek. Sommige sprekers hadden best wat nieuws te vertellen, dingen die nog niet in de literatuur waren behandeld. Ook vond ze de discussie naar aanleiding van de lezingen uitermate boeiend. Ze legde in de pauze contact met een longarts uit België. Met hem sprak ze af na het congres eens met elkaar over hun onderzoek te praten.
In de massa kostte het best moeite haar collega’s te vinden. Toen dat uiteindelijk was gelukt, togen ze in de bekende, wrakke taxi naar de receptie.
Er waren enorm veel mensen, die druk met elkaar praatten. Oude contacten werden hersteld, nieuwe werden aangegaan. Op de achtergrond speelde een bandje Mexicaanse muziek. Er waren veel, typisch lokale, borrelhapjes. En een overvloed aan drank. Diverse congresgangers dronken duidelijk iets te veel. Waaronder, zoals gebruikelijk, de Noren, die in hun land zo moeilijk aan alcoholische dranken kunnen komen en zich dan in het buitenland vaak laten gaan. Herbert probeerde een tequila. Hij vond dat heel sterk, maar wel lekker. Ook May probeerde een lokale drank, een cocktail, de margarita. Ze was er meteen voor gewonnen.
Toen de receptie op zijn einde begon te lopen, zocht May Demi op, die inmiddels haar Utrechtse vriendin had gevonden. Ze gingen met elkaar eten. Ze namen iets typisch Mexicaans, met de onafscheidelijke, kleine bruine boontjes die May niet echt lekker vond. Ze evalueerden wat ze hadden beleefd op deze eerste dag van het congres: de stad, de ijle lucht, de lezingen. Maar al snel gingen ze over op roddel over collega’s en andere kennissen.
Na deze drukke dag, viel May behoorlijk uitgeput in slaap.
Herbert bleef op de receptie hangen bij de groep, wat een mooie gelegenheid was om nader kennis te maken. De meesten waren oudere longartsen, vaak vergezeld door hun echtgenote. Zij kenden elkaar duidelijk goed en klitten nogal bij elkaar. Herbert voelde zich niet goed thuis in dit gezelschap. Het ging te veel over het vak, de praktijk, het tweede huis en de nieuwe auto die ze hadden aangeschaft. Daarom zocht hij snel het gezelschap van de eenlingen van de groep, twee vrouwelijke longartsen, die beiden in Amsterdam werkten. Het klikte zodanig dat ze besloten met zijn drieën uit eten te gaan. Ze probeerden de mole en vonden dit pittige gerecht bijzonder smakelijk. De dames dronken vooraf een margarita, terwijl Herbert het hield bij de tequila, die, heel apart, wordt geserveerd met een schoteltje met zout en een schijfje citroen. Eerst likken en dan drinken, leerden de dames hem. De Mexicaanse wijn bij het eten, vonden ze niet echt lekker. Herbert vertelde van zijn baan op het universitaire rekencentrum en zijn rol bij medisch onderzoek. En in het bijzonder wat hij deed bij de afdeling longziekten. De dames beloofden naar zijn lezing toe te gaan. Josje was jong, 35 jaar, net gepromoveerd op meting van longfunctieparameters en het verband met factoren als geslacht, leeftijd, lengte en gewicht. Ze vertelde: “Ik ben ongehuwd na een jarenlange relatie met een tandarts. Geen kinderen, achteraf gelukkig maar. En ik moet zeggen dat de vrijheid mij prima bevalt. Nu mijn proefschrift klaar is, ben ik weer gaan hockeyen. Dat is niet meer wat het was toen ik rond mijn negentiende een paar keer in de selectie van het Nederlands elftal zat.”
Бесплатный фрагмент закончился.